Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Ameldonk] AMELDONK, (bij Kil.) veroud. z.n., waarvoor wij thands het woord stijfsel gebruiken. In het middeleeuwsche lat. amidonum, waarvan de Franschen hun amidon hebben. Zie verder het volgende amelmeel. Vorige Volgende