Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Alom] ALOM, (alomme) bijw. van plaats. Overal, aan alle plaatsen: men maakte het alom bekend. Alom door Israël. L. Bake. Als Petrus alomme doortrok. Bijbelvert. Vorige Volgende