[Aldusdanig]
ALDUSDANIG, bijv. naamw. en bijw., beteekenende op deze wijs; zonder trappen van vergrooting. Van al en dusdanig. Het enkelvoudige dusdanig is meest in gebruik. Oudtijds schreef en sprak men aldustaen, aldustanich: wi hoerden aldustane dingen - aldustanighe huysraet. Bijbel 1477.