[Albedil]
ALBEDIL, z.n., m., des albedils, of van den albedil; meerv. albedillen. Iemand, die op alles aanmerking maakt - alles bedilt, of berispt: hij is een regte albedil. Schoon bedil onz. zij, wordt albedil, echter, voor eenen persoon genomen, manl. gebruikt. Voor albedil zegt men ook bedilal.