[Agtste]
AGTSTE, bijv. naamw., zonder trappen van vergrooting. Van agt: op den agtsten dag, in het agtste jaar. In sommige oorden van ons Vaderland spreekt en schrijft men agtde, waarschijnlijk zamengetrokken van het oude agtende: die achtende Bisschop te Utrecht. Bij Ulphilas heet dit woord ahtaude, in het angels. eahtode, bij Kero ahtode.