Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Agtendeel] AGTENDEEL, z.n., o., des agtendeels, of van het agtendeel; meerv. agtendeelen. Het agtste gedeelte van zekere maat, ton enz.: een agtendeel bier, een agtendeel boter enz. Van hier het verklein. woord agtendeeltje. Vorige Volgende