Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 153]
| |
zeissen afsnijden: het gras afmaaijen - den akker afmaaijen. Zoo zegt men van den dood, met eene zeissen verbeeld, dat hij het leven der menschen afmaait. Ook bezigt men het gras voor iemands voeten afmaaijen, als een spreekwoord, in den zin van iemand, in het genieten van voordeelen en genoegens, voorkomen: hij maait al het gras voor mijne voeten af. Ulphilas heeft reeds afmaitan, in den zin van afsnijden. |
|