Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 146] [p. 146] [Afkrasser] AFKRASSER, z.n., m., des afkrassers, of van den afkrasser; meerv. afkrassers. Van afkrassen. Zie er. Vorige Volgende