Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 141]
| |
afklimmer; meerv. afklimmers. Van afklimmen. Zie er. |
|
[pagina 141]
| |
afklimmer; meerv. afklimmers. Van afklimmen. Zie er. |
|