[Afgezant]
AFGEZANT, z.n., m., des afgezants, of van den afgezant; meerv. afgezanten. Van het voorz. af en gezant. Iemand, die van eenen Staat, of Vorst, gezonden wordt, om de zaken des lands waartenemen.
Door verloop, heeft dit woord de letter d, welke oorspronglijk tot hetzelve behoort, als van zenden afkomstig, geheel verloren.