Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 111]
| |
Bedr., ten einde bakken: zij wil de koeken eerst afbakken. Onzijd., voor, alles bakken, wat gebakken moet worden; met het hulpw. hebben: wij zullen eerst maar afbakken. |
|