[Achterwinkel]
ACHTERWINKEL, z.n., m., des achterwinkels, of van den achterwinkel; meerv. achterwinkels. Van achter en winkel, voor de plaats, of dat gedeelte van een huis, waar iets te koop gesteld is. Een winkel, die achter eenen anderen geplaatst is. Ook het achterste gedeelte van eenen winkel. In tegenoverstelling van voorwinkel.
Dan, daar winkel, eigenlijk, hetzelfde met hoek is, zoo komt achterwinkel ook in den zin van achterhoek, sluiphoek, voor: