Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 100]
| |
achterpaal; meerv. achterpalen. Van achter en paal. In tegenoverstelling van voorpaal. Aan den achterpaal staan, liggen, naar den achterpaal slaan enz., zijn spreekwijzen, in het kolfspel gebruiklijk. |
|