Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 97] [p. 97] [Achterhoede] ACHTERHOEDE, z.n., v., der, of van de achterhoede; het meerv. is niet in gebruik. De achtertogt van een leger: in de achterhoede vallen. Vorige Volgende