zelfden gang, Vond.; zoo wordt echter gang, voor den doorloop in huis, (gelijk ook voor eene plank aan boord van een schip) en derhalve ook achtergang vrouwl. gebezigd, op grond, dat het eerste eene wezenlijke werking en daadlijkheid - het andere, daartegen, eene voordgebragte of bewerkte zaak beteekent; om welke rede onze Voorouders aan het eerste het manl., en aan het andere het vrouwl. geslacht schijnen toegekend te hebben. En zoo is het ook met greep, vaart, en alle andere woorden, die eene daadlijke bewerking te kennen geven, en eene bewerkte zaak, tegelijk, aanduiden.