Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Achtereen] ACHTEREEN, bijw. Van achter en een. Na elkander: driemaal achtereen. Achtervolgends, zonder ophouden, onafgebroken: hij dronk twee pinten achtereen uit. Vorige Volgende