[Achterdeel]
ACHTERDEEL, z.n., o., des achterdeels, of van het achterdeel; meerv. achterdeelen. Van achter en deel. Het achterste gedeelte van iets. Ook hetzelfde, als het thands gebruiklijke nadeel. Doch in dezen zin is het reeds eenigzins verouderd:
Gij poogt, door onzen val, aan 't klimmen te geraken,
En, tot ons achterdeel, u zelven groot te maken.
Voor dit achterdeel bezigde men, oul., ook interdeel.