Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Aardrijkskunde] AARDRIJKSKUNDE, z.n., v., der, of van de aardrijkskunde; zonder meerv. Van aardrijk en kunde, zoo veel als kennis, wetenschap. De kennis van het aardrijk. Vorige Volgende