[Aardmannetje]
AARDMANNETJE, z.n., o., des aardmannetjes, of van het aardmannetje; meerv. aardmannetjes. Van aarde en mannetje, het verkleinende woord van man. Eene soort van dwergjes, die zich, volgends de bijgeloovigheid onzer Voorvaderen, in de aarde, onder de huizen zouden ophouden. Men gebruikt het, met verachting van een klein kareltje sprekende.