[Aanwerven]
AANWERVEN, bedr. w., ongelijkvl. Van het scheidb. voorz. aan, dat den zin versterkt, en werven: ik worf aan, heb aangeworven. Tot den krijgsdienst overhalen: soldaten aanwerven. Iemand bewegen, om in zekere verbindtenis met ons te treden; maar in gemeenzamen stijl: ik heb hem aangeworven.