[Aanteekenen]
AANTEEKENEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. aan, en teekenen: ik teekende aan, heb aangeteekend. Iets met een teeken bemerken: eene plaats in een boek aanteekenen. Ook voor opteekenen, opschrijven, te boek stellen, in het algemeen: wilt gij dit eens aanteekenen?