[Aanstootlijk]
AANSTOOTLIJK, bijv. n. en bijw. Aanstootlijker, aanstootlijkst. Als bijv. n.: om de nederlandsche pennen voor de aanstootlijke klippen dezer misselijke misspelling te waarschuwen. Vond. Een aanstootlijk, ergerlijk, gedrag; als bijw.: hij gedroeg zich aanstootlijk. Zie lijk.