Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 59]
| |
voorz. aan, dat hier eene zamenkoppeling en vereeniging aanduidt, en speten: ik speette aan, heb aangespeet. Aan het spit steken. |
|