Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 49]
| |
teekent, en plakken: ik plakte aan, heb aangeplakt. Voor aankleven: eene bekendmaking, of waarschouwing, aanplakken. Overdragtiglijk voor te duur verkoopen: ik zal het hem wel aanplakken, aansmeren. |
|