Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 15]
| |
gediept. Van het scheidb. voorz. aan en diepen. Aan versterkt den zin. Aandiepen is, derhalve, nog dieper maken: ik zal den put nog wat aandiepen. Aandiepen is bij de Zeelieden ook gebruiklijk, voor, al peilende naar land varen. |
|