[Aanbeeld]
AANBEELD, z.n., onz., des aanbeelds, of van het aanbeeld; meerv. aanbeelden. Van aan en beeld, (of beld) waarschijnlijk van het oude balten, dat slaan beteekend heeft; gelijk het latijnsche incus van in en cudo, en het angelsaksische anfilt van an en fillen, dat insgelijks slaan beteekent. Aan is hier een zinversterkend voorzetsel. Aanbeeld is, derhalve iets, waarop, met kragt, geslagen wordt. Figuurlijk zegt men: ik zal nog dikwijls op dat aanbeeld slaan, d.i. van deze of gene zaak spreken.