dan ooit te voren, voel ik me ook ernstiger. De zorg, dat jou iets zou kunnen overkomen, liefste, maakt me onrustig en angstig. Vroeger kon ik luchthartig en onbezorgd zijn, ik had niets dierbaars te verliezen, maar nu zal ik die eene, groote zorg mijn heele leven houden. Wanneer je van me weg bent, dan zal ik over al die auto's denken, die je zouden kunnen overrijden of aan de uithangborden, die naar beneden kunnen vallen, aan die verraderlijke ziektekiemen, die je kunt inademen. Mijn kalmte en rust is nu voor altijd weg. O, maar ik ben er blij om, ik heb nu iemand voor wien ik mag zorgen, aan wien ik altijd kan denken!
O lieveling, zorg toch, dat je gauw, heel gauw beter bent. Ik wou dat ik je dicht bij me had, zoodat ik je altijd zou kunnen zien en voelen. Dan kon ik me telkens overtuigen dat het geen droom maar werkelijkheid is.
Wat hebben we samen een heerlijk halfuurtje gehad! Als ik nu alleen maar een klein beetje familie van je was (bijv. een achter-achter-achternichtje), dan zou ik elken dag bij je mogen komen en ik zou je kunnen voorlezen en je kussens opschudden en die twee kleine rimpels van je voorhoofd gladstrijken en ik zou maken, dat je mondhoeken even opkrulden bij jouw eigen lieve glimlach. Je bent nu ook vroolijk, niet lieveling? Je was het gisteren wel, toen ik weg moest. De dokter zei, dat ik zeker een heel goede verpleegster was, want je zag er wel tien jaar jonger uit. Ik hoop, dat niet iedereen er tien jaar jonger gaat uitzien, wanneer hij iemand liefheeft. Zeg mantie, zou jij toch nog van me houden, ook als ik er nu als een kind van elf ging uitzien?
Gisteren was de mooiste dag van mijn leven. Ik kan niet gelooven, dat er ooit nog zóó een zal terugkomen. Juffrouw Semple wekte me om half vier. Ik staarde half dronken in de duisternis voor me uit en het eerste, dat me toen te binnen schoot, was: Ik ga vandaag naar Vadertje Langbeen! Ik ontbeet in de keuken bij kaarslicht en reed toen vijf mijlen ver naar het station in het prachtigste Octoberweer, dat je je denken kunt. De zon