tegenover onze professoren. We schijnen den afstand tusschen ons en onze meerderen niet meer te kennen.
Zeer deemoedig verliet ik de kapel.
Ik ben tegen jou misschien ook te familiaar, Vadertje. Behoorde ik je eigenlijk niet eerbiediger en meer op een afstand te behandelen? Ja, ik ben er nu van doordrongen, dat ik dat eigenlijk doen moest. Ik wil van voren of aan beginnen.
Zeer geachte Heer Smith,
Het zal u genoegen doen te vernemen, dat ik voor mijn halfjaarlijksch examen geslaagd ben en in een nieuw semester begin te werken. Ik zet mijn studie in de scheikunde niet langer voort doch neem de studie in de biologie op, weliswaar eenigszins aarzelend, want ik verneem, dat we regenwormen en kikkers zullen moeten ontleden.
Ik heb laatst een zeer interessante lezing over ‘Overblijfselen uit den Romeinschen tijd in Z. Frankrijk’ aangehoord en nog nooit beter over dit onderwerp hooren spreken.
Ik lees op het oogenblik Wordsworth's ‘Tintern Abbey’ in verband met onze colleges over de Engelsche letterkunde. Wat is dit een buitengewoon mooi werk en hoe mooi spreekt Wordsworth hier zijn gedachten over het pantheïsme uit! De romantische beweging in het begin van de vorige eeuw, uitgedrukt in de gedichten van Shelley, Byron, Keats en Wordsworth maakt op mij meer indruk dan de klassieke periode, die daaraan voorafgaat. Van gedichten gesproken, hebt U ooit dat fijne, kleine gedicht van Tennyson gelezen, de ‘Locksley Hall.’?
Ik ga in den laatsten tijd heel. geregeld naar het gymnastieklokaal. Dit is nu voorgeschreven en het zou mij zeer veel onaangenaamheden berokkenen, indien ik deze verplichting niet zou nakomen. Wij hebben nu in het gymnastieklokaal een prachtig zwembassin van cement en marmer, een geschenk van een vroegere studente. Mijn kamergenoot, Juffrouw McBride, heeft me haar zwempak geschonken (dat was zoo gekrompen, dat zij zelve het niet langer kon dragen), en nu ga ik zwemles nemen.
Wij hadden gisteravond heerlijk rose ijs voor dessert.