Ik wou je zeggen dat ik het zoo naar vind, dat ik je dien chèque zoo plompweg heb teruggestuurd. Ik weet dat je het heel lief hebt bedoeld en je bent een schat, dat je je zoo'n moeite geeft voor zoo'n dom kind als ik ben. Ik had hem je natuurlijk wel terug moeten sturen, maar heel anders dan ik het deed.
Maar in elk geval moest ik hem terugsturen. Het is bij mij zoo iets heel anders dan bij de andere meisjes. Die hebben vaders en moeders en tantes en ooms, maar ik heb heelemaal geen familie, ik heb niemand, niets. Ik stel me wel graag voor, dat jij zoo'n beetje familie van me bent, omdat ik dat zoo'n prettig gevoel vind, maar ik weet natuurlijk heel goed, dat dat maar onzin is. Ik sta heelemaal alleen op de wereld, en ik moet me schrap zetten, om den strijd met het leven te aanvaarden. O, ik word koud als ik daaraan denk. Ik durf er dikwijls niet aan te denken en daarom fantaseer ik zooveel, maar je begrijpt ook wel, dat ik niet meer mag aannemen dan ik al doe, omdat ik je later alles wil terugbetalen en zelfs als ik werkelijk nog eens een groote schrijfster word, zal het toch moeilijk zijn om zoo'n vreeselijk groote schuld af te lossen.
Ik hou heel veel van mooie kleeren en hoeden, maar ik mag mijn toekomst niet verpanden door ze nu te koopen.
Wees er niet boos over, dat ik daar zoo ruw over spreek. Ik heb de afschuwelijke gewoonte om alles impulsief neer te schrijven, wanner ik het denk, om er dan later berouw over te hebben als de brief al weg is en ik hem niet meer kan verscheuren. Maar al lijk ik soms ook ruw en ondankbaar, ik meen het toch nooit. In mijn hart dank ik je altijd voor het vrije leven, waarin je me geplaatst hebt en de onafhankelijkheid, die ik door jou zal verkrijgen. Mijn jeugd was één lange sleur, die ik met al mijn oproerige gedachten niet kon verbreken en nu voel ik me elken dag zoo gelukkig, dat ik nu, na dat heele jaar op College, soms nog niet kan gelooven dat ik niet droom. Ik voel me als een heldin in een verhaaltje!