26 Maart.
Den Heer V.L. Smith,
Mijnheer,
U hebt mij nog nooit op een enkelen vraag antwoord gegeven. U toont nooit de minste belangstelling in wat ik doe. U bent ongetwijfeld de allervervelendste van al die afschuwelijk-vervelende Regenten en dat U me hier een goede opleiding Nat genieten, doet U niet, omdat U een steek om me geeft, maar vindt alleen zijn oorsprong in een zeker plichtsgevoel.
Ik weet absoluut niets omtrent u; ik ken zelfs uw naam niet. Ik twijfel er geen oogenblik aan of u gooit al mijn brieven in de prullemand zonder zelfs de moeite te nemen ze te openen. Van nu of aan zal ik u slechts over mijn werk schrijven.
Verleden week had ik her-examen voor Latijn en Meetkunde. Ik slaagde voor beide vakken.
Hoogachtend,
Jerusha Abbott.