‘Nee, jij. Dat hebben we eerlijk afgesproken.’
‘O. Ja, natuurlijk. Kijkt U eens, hoofdinspecteur: de zaak zit namelijk zoo...’
‘Hoe?’ vraagt Hart geamuseerd.
‘Ja, kijkt U eens, we hebben alle twee geen familie, ziet U, en nou hadden we gedacht... ik bedoel, nou wilden we U vragen... hè Miep, wees niet zoo flauw. Vraag jij het nou.’
‘Of U en inspecteur Mander getuigen bij ons huwelijk wilt zijn’, flapt Miep er eindelijk uit met een hoofd als vuur.
‘Is dat alles?’ glimlacht de hoofdinspecteur. ‘Met het grootste pleizier van de wereld. En ik kan jullie meteen wel de toezegging doen, dat inspeceur Mander ook van de partij zal zijn. Geen dank, jongelui, geen dank. En nu stel ik voor, dat we een glas wijn op de goede afloop drinken.’
Als het gelukkige paar 'n half uur later vertrokken is, rekt de hoofdinspecteur zich uit en zucht tevreden:
‘Zoo, nou ga ik es lekker uitslapen. Ik geloof wel, dat ik het verdiend heb. Je hoeft me morgen niet te wekken, want ik ben van plan, 'n gat in den dag te slapen.’
‘Wat je gelijk hebt. Deze nachtmerrie is tenminste voor goed achter den rug.’
Maar van het ‘gat in den dag slapen’ komt niet veel.
Ten eerste poogt Loekie, vanaf zeven uur Indianendansen op zijn maag uit te voeren en ten tweede rinkelt om kwart over zeven de telefoon.