op, en de ranke loot, ontwoeld aan het geborsten moederei, neemt haren gepasten stand in de gastvrije natuur.
Geen tronk, geen stengel, geen scheutje, of zij vinden het vocht dat hunnen wortel zal drenken; wind, die ze schommelt, en zonnestralen, die ze warmen zullen.
Ik hoop dat ge u vooral niet bekreunen gaat met het uitpluizen der quaestie: in welke afdeeling van slag of soort deze spruit van vrijen wasdom te rangschikken zij.
Ik zou wenschen te mogen antwoorden: ‘In mijn soort of geen soort’.
Gelukkig, indien maaksel, kleur en geur, indien knop en twijg een zelfstandig wezen samenstellen; indien, gelijk in de natuur alweer, het blinkend kerfdier zelfs, dat op de botten kruipt; de rups, die aast op heure blaadjes, of de made, die eens de vrucht doorvreet, aan die spruit geëigend zijn. Gerust ben ik, dat ze wel een ordenummer, naar heure merkteekens, ontvangen zal, indien ze merkteekens heeft, kenschetsend