Zangen, ter gelegenheid van de algemeene vergadering der Maatschappij: tot Nut van 't Algemeen, op dingsdag, den 13den augustus, 1833(1833)–Willem Hendrik Warnsinck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Tusschenzang. KOOR. Heil! driewerf heil! roemruchtig Vaderland! Waar Licht en Kennis wonen; Waar, naauw vereend door d'Eendragtsband, De schoonste deugden troonen. Heil, Neêrland! gij bezit een' schat, Die 't Volksgeluk in zich bevat. TWEE STEMMEN. A. Behoud, bewaar die dierbre panden! Het erfdeel van der Vadren moed. [pagina 6] [p. 6] B. Geen vrucht, gekweekt aan vreemde stranden, Was ooit meer edel, schoon en goed. A. Bewondrend blijft Europa staren Op 't wonder, dat de Volksgeest baart. B. Wij staan, in 't barnen der gevaren, Ons zelv' en vroeger grootheid waard'. A. en B. List, verraad, geweld en rampen Maakten Bato's kroost geducht, Toen de Zuider-onweêrslucht Ons met nood en dood deed kampen. EENE STEM. Bewaar dien roem, o Landgenoot! 't Genot der Vrijheid, u gegeven, Zij u het waardst geschenk van 't leven, De rijkste schat, dien 't lot u bood! Blijf Nassau's Vorstenzetel schragen, En Hem, die op dien troon gebiedt! Wat volk een vreemde boei moog' dragen, De Nederlander duldt haar niet. DRIE STEMMEN. A. Vertroostend klinkt het heilvoorspellen: ‘Eens wordt aan 't onregt perk gezet.’ B. Dan zal zich alles grootsch herstellen Door zucht voor Orde, Regt en Wet. C. De wonden, 't Vaderland geslagen, Zijn dan verzacht en weêr geheeld, En draagt, gelijk in vroeger dagen, Dit oord, door 't Godlijk welbehagen, Van Volksgeluk het lagchend beeld. [pagina 7] [p. 7] A. B. en C. Ja, dan zal alles heerlijk bloeijen: Gelijk in bosch en veld, Natuur, ontrukt aan 's winters boeijen, Haar schatten openstelt. KOOR. Dan zal Neêrland pralen In een' gloed van stralen, In den glans der hoop: Rampspoed deed het zinken; Roemrijk zal het blinken Voor 't verbaasd Euroop'. Vorige Volgende