Voorwoord
Hooggeleerde Donkersloot, hooggeachte Promotor, het is me onmogelijk die woorden te vinden, welke al mijn dankbaarheid jegens u tot uitdrukking brengen. Vele jaren heb ik genoten van uw onvergetelijke colleges en nog steeds leeft uw interpretatie van onze poëzie onverflauwd in mijn herinnering voort. Dat ik heden onder uw leiding mijn universitaire studie mag beëindigen is - na alles wat de laatste jaren gebeurd is - voor mij een reden tot oprechte blijdschap.
U, hooggeleerde Verdenius, betuig ik mijn dank voor de wijze, waarop gij mij, eerst met straffe hand, later met vaderlijke wijsheid, ingeleid hebt in een wetenschap, welke gij met zoveel nauwgezetheid doceerde. Gij hebt het me vaak moeilijk gemaakt en misschien ben ik u daarvoor het meest dankbaar.
De uren, die ik onder uw gehoor mocht doorbrengen, hooggeleerde Romein, behoren tot de beste, die ik in mijn studententijd gekend heb. Uw grote kennis, uw glanzende humor en uw aphoristische wijze van formuleren hebben mij steeds meer doen inzien, dat wetenschap een geluk in zichzelf herbergt.
Mijn overleden leermeester Tenhaeff gedenk ik met ontroering: de vele uren, die hij aan mij wijdde, hebben voor mij rijke perspectieven geopend.
In het Rijksmuseum heeft Dr F.H. Fischer op onnavolgbare wijze mij het verband getoond tussen geschiedenis en schilderkunst: zijn colleges bevatten een grote rijkdom aan gedachten en gevoelens.
Hooggeleerde Kramers, nimmer heb ik vergeefs om uw hulp gevraagd: hoewel ik nooit uw leerling ben geweest, schonkt gij me rijkelijk kruimkens van uw Perzische dis.
Hooggeleerde Kuiper, ook u ben ik dank verschuldigd voor de moeiten, die gij u voor mij hebt willen getroosten.
Dank wil ik ook brengen aan mijn collega's van het Barlaeusgymnasium voor de wijze, waarop zij mij van hun veelzijdige en diepe kennis lieten profiteren. Dat ik u, zeergeleerde Meerwaldt, in het bijzonder noem, zal elkeen billijken. Dat ik dagelijks van uw vriendschap, uw onuitputtelijke kennis en uw ‘hertogelijk’ inzicht mocht en mag genieten, is een voorrecht, dat ik niet genoeg kan waarderen.
Tenslotte dank ik het personeel van de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek; een studie zonder de hulp van den heer Oosterbaan en zijn collega's is voor een oud-student van de hoofdstedelijke Universiteit schier ondenkbaar.