Woord vooraf
Bij het verschijnen van dit proefschrift is het mij een behoefte een woord van oprechten dank te richten tot mijn hooggeachten Promotor.
Hooggeleerde Smijers! Korten tijd na de oprichting van den leerstoel voor muziekwetenschap aan de Rijksuniversiteit te Utrecht richtte ik mij tot U met het verzoek mijn kennis door Uwe leering en voorlichting te verrijken. Sindsdien is voor U geen moeite te veel geweest mij bij dit streven behulpzaam te zijn. Ook bij de wording van dit proefschrift hebt Gij mij ter zijde gestaan en mij veroorloofd van de vele gegevens, door U verzameld en bewaard in het onder Uwe leiding staand Instituut, gebruik te maken. Gij hebt mij naast Uw raad Uw vriendelijke toegenegenheid niet onthouden. Voor beide zij hier U hartelijk dank gebracht.
Hooggeleerde Valkhoff! Dat dit proefschrift verband houdt met de Fransche letteren is wel mede te danken aan het feit, dat Gij de liefde voor Fransche cultuur en wetenschap in vele leerzame gesprekken bij mij hebt weten wakker te houden.
Hooggeleerde Roels! Ook Gij hebt mij bij mijn studie met Uw veelomvattende kennis terzijde gestaan; naar U gaan mede mijne gevoelens van dankbare erkentelijkheid uit.
Tevens betuig ik mijn dank aan de beheerders van de vele buitenlandsche bibliotheken, die mij met groote bereidwilligheid de voor dezen arbeid benoodigde fotocopieën hebben verschaft.