Vriendenzangen tot gezellige vreugd
(1801)–Adriaan Loosjes, Jan van Walré– Auteursrechtvrij
[pagina *20]
| |
[pagina 49]
| |
De tijd.Wijze: Bekränzt mit Laub den lieben vollen becher.
De Tijd snelt voort op vleugelen der winden,
De levensloop is kort; (bis.)
Dus plukken wij de Roos, waar wij die vinden,
Eer haar de storm verdort. (bis.).
Keert zich ons oog naar lang voorleden dagem,
Al wat bestondt verdween; (bis.)
De schoonheid, pragt, en roem, die kon behagen,
Vloodt, als de golven, heen. (bis.)
| |
[pagina 50]
| |
Of, willen we in de verre toekomst staaren,
't Geen ver is nadert ras; (bis.)
Het trotsch gebouw, het werk van veele jaaren,
Vergaat tot puin en asch. (bis.)
Vergeten wij de smart van het voorleden,
Of die ons naken kan; (bis.)
Die, ongestoord de vreugde smaakt van 't heden,
Is een gelukkig man. (bis.)
Deze aarde is schoon; waartoe dan zo veel klagten,
En vruchtelooze spijt; (bis.)
Maar, laat ons ook met allen ernst betragten
't Genieten van den Tijd. (bis.)
| |
[pagina 51]
| |
Om goed te zijn, zij steeds ons edel pogen;
Verkeerde drift gebluscht! (bis.)
Den naasten steeds te helpen naar vermogen,
Zij onze hoogste lust. (bis.)
Is 't uurglas dan in 't eind voor ons verloopen,
Dit aardsche stuift als kaf; (bis.)
Ook onze hulk moet hier de Tijd eens sloopen,
Wij vinden rust in 't graf! (bis.)
|
|