| |
33.
Brief 1 januari 1939 aan F. Schamhardt. Ik herinner me dat ik Walraven een keer razend maakte met een snotjongens-opmerking over dat naar boven trekken op vrije dagen. Ik vroeg zoiets als ‘zijn jullie thuis met Kerstmis?’
Natuurlijk, zei mijn oom, waar anders?
Nou, ik dacht dat iedereen op vrije dagen naar boven ging (d.w.z. de bergen in), zei ik waanwijs, geen rekening houdend met welke financiële omstandigheden dan ook.
Hij ontplofte en vergastte mij op een toespraak van zeker een kwartier.
De ‘ingenieurshand’ die geen kans zou zien een behoorlijk ingezonden stuk te schrijven over de overlast van honden was van Ir. Kolling, een van de eigenaars van het krantenconcern, waartoe ook De Indische Courant behoorde.
Blimbing (bij Malang), 1 Januari 1939
Beste Frans,
Beide brieven uit Belawan ontving ik; dank je wel (ge zijt bedaankt 'oor, zooals Merijntje Gijzen zegt). Ik waag het nu eens naar Port Said, waarheen men op 10 dezer nog uit Holland kan schrijven, volgens het lijstje, dus kan ik het toch zeker op den 1sten van hier uit. Schrijf me of je dezen ontvangen hebt. (Bij nader inzien doe ik het niet).
Onze Kerstmis en Nieuwjaar gaan stil voorbij. Je onderstelling, dat de menschen in Indië deze dagen veelal in de kroeg doorbrengen, is gedeeltelijk juist, maar was vroeger nog meer juist dan tegenwoordig. Er zijn nu zooveel auto's in Indië gekomen en zooveel goede berghotels, en bovendien is de mensch tot de ontdekking gekomen, dat men ook in Indië sportief kan zijn, dat velen nu ‘naar boven’ trekken.
| |
| |
Weken tevoren zijn de hotels al ‘volgeboekt’. Dat zijn meest totoks; de Indischen zijn nog niet zoo ver en zullen misschien nooit zoo ver komen. Zij zijn te arm, of te gierig, en ze voelen zich niet thuis tusschen ons. Met Kerstmis gaan ze graven bezoeken, een gewoonte, die zij hebben overgenomen van den Inlander, die dat met zijn eigen jaarwisseling pleegt te doen. Niet alsof zij zooveel geven om de dierbare dooden. Het is alleen, omdat zij bang zijn van de dooden. Zij zijn meer bang van de dooden dan van de levenden, en vandaar dan ook dat de doodenvereering (graftomben, bloemen brengen enz.) hier groote afmetingen heeft aangenomen. Zooals de Inlander met de Lebaran (Moh. Nieuwjaar) naar zijn penaten terugmoet, en eventueel ervoor steelt of er zijn betrekking voor in den steek laat, niet zelden ervoor in de gevangenis komt, zoo gaan de echte Indische families met Kerstmis op reis om allerlei oude graven te bezoeken, die hun niets meer kunnen schelen, maar waar zij niet vandaan durven blijven, uit vrees, dat ‘de geesten’ hen zullen straffen voor de nalatigheid. Dat is hun Kerstmis. Van het Christendom en de kribbe van Bethlehem begrijpen zij gewoonlijk niets. Zij zijn Protestant of Roomsch, maar dat is alleen omdat zij denken, dat zooiets bij het Europeaanschap behoort. Je bent geen complete Europeaan, als je niet kunt zeggen, dat je een Christelijken godsdienst omhelst. Maar begrijpen doen ze er niets van, noch voelen zij iets van het Christendom, of van den geest van het Christendom, zooals die in het Westen tot uiting komt. Het is voor hun hoogstens ‘een mooi verhaaltje’. Maar de geest van de heilige bron, dat is hun geloof. - Kerstmis is vermoedelijk een oud heidensch feest, door de kerk omgezet in een kerkelijk feest. Vóór het Concilie van Trente moet Kerstmis in het voorjaar gevallen zijn! Wat is Paschen anders dan een oud voorjaarsfeest van de
heidensche voorouders, gehuld in een Christelijk gewaad? Sinterklaas, die over de daken rijdt, is eigenlijk Wodan op zijn grijzen wolkenschimmel, en Zwarte Piet is in de plaats gekomen van de twee raven, die op Wodan's schouder zaten en hem alles kwamen vertellen, wat er onder de menschen gebeurde. In 't kort, die feesten van ons zijn zuivere natuurfeesten. Men kan geen Paschen vieren in den winter, ook
| |
| |
niet midden in den zomer. Het is een ‘feest der opstanding’, opstanding in de natuur namelijk, door de Middeleeuwsche scholastieken handig gekoppeld aan het verhaal van Jezus' opstanding.
Zoodat ik maar wil zeggen, dat wij, echte Europeanen, in Indië geen Kerstmis kunnen vieren. Wij zoeken tevergeefs naar de Kerststemming, en ook naar de Paaschstemming en de Pinksterstemming. Dat is hier immers niet. Hoe kun je Kerstmis vieren met groene boomen en in een tropische hitte? Hoe kun je Paschen beleven temidden van een vollen zomer, die je allang verveelt, omdat er nooit een herfst en een winter op volgen? Deze teere lieve feestgetijden van het Westen gaan hier volkomen teloor, tenminste voor ons, die het kunnen beseffen, die het verschil kunnen zien.
Feestvieren is in Indië duur, zooals je gemerkt hebt. Zoodra je maar een voet buiten de deur zet, kost het geld, omdat je Europeaan bent. We kunnen koffie drinken aan de warong en Inlandsche koekjes eten, en dan hebben we aan 10 cent voldoende, maar het is een milieu, waarin we niet kunnen en willen zitten. Dus blijven we thuis, of we gaan uit, gewapend met minstens tien gulden. Ik heb met mijn journalistiek in de maand December f 570, - verdiend. 37 kolom à f 10, - per kolom. Dat is veel hoor, en dat bereik ik alleen, omdat ze rijp en groen plaatsen tegen hetzelfde tarief en omdat ze me genegen zijn. Ik had bovendien een f 60, - voorschot, hetwelk de administratie graag voor het einde van het jaar zag aangezuiverd, dus schreef ik er op los, dat de vonken er af vlogen, maakte van elk landgerechtzaakje een kleine roman, fokte boekrecensies met duizelingwekkende vaart (en een onbekookt oordeel, vrees ik!) en zoodoende kwam ik aan mijn 37 kolom. Maar het is nu Nieuwjaarsdag en er is morgen net genoeg geld voor den trein naar Soerabaia, zoodat ik weer kan gaan opnemen. En dan beginnen we opnieuw. Eerst flink voorschot nemen en daarna ‘split your head to get it redeemed’!
Allereerst gaan we betalen: huur, bedienden, licht, schoolgeld, kleine schuldjes. Dan inkoopen bij Toko Piet, maar die strekken voor een week. Na een week komen dezelfde inkoopen weer terug, want dit leger verbruikt veel. Verder
| |
| |
is het tot 6 of 7 Januari Kerstvacantie en er is nog niets gebeurd mijnerzijds. Ik moet met den troep naar Lawang. Daar is een zwembad en daar gaan we dan picnic houden. Mijn vriend Goedewaagen woont daar. Hij is een echte Goedewaagen uit Gouda, van de pijpenfabriek, en kan heel goed verhaaltjes vertellen aan Rika en Suze. Hij heeft geen kinderen, maar is met zijn vrouw alleen in een poppenhuisje, vol snuisterijen. Daar gaan we dan heen, een van deze dagen, in elk geval deze week, en dat wordt een groot feest en dat kost geld.
Ik heb ook bezoek gehad van mijn vriend Cobus Roelofsz, die naast mij zit op het kiekje, waarop ook wijlen Arie Goote staat, en dat genomen is op Die Goei Plek, waar wij toen samen zijn geweest. Dat is ook al zoo'n man uit een poppenhuisje, met een poppenvrouwtje, zonder kinderen. Ze zijn bij ons komen eten en brachten tal van geschenken mee. O.a. voor mij 50 sigaren Ritmeester Buat, voor tante Iti een flesch 4711, een groot blik suikertjes en een pop voor Suze. (Die pop blijkt een jongen te zijn en hij heet Frans!) Ook waren er lappen voor jurken, en dat alles brachten de heer en mevrouw Roelofsz mee voor ons, die goeie zielen. Wij kennen elkaar al zoolang en zoo intiem, moet je weten. Toen ze zouden trouwen, hebben ze dat diep in 't geheim gedaan, omdat mevrouw Roelofsz doodsbang was, dat ik met mijn invloed op Cobus en mijn scepticisme jegens het huwelijk in 't algemeen, hem van dien stap zou terughouden. Dus stelden ze me voor een fait accompli. Natuurlijk zou ik nooit iets hebben tegengehouden, want mevr. Roelofsz (ze is een Zwitsersche) is een best mensch en Roelofsz is heelemaal een juweel van een kerel, zoo trouw in zijn vriendschap en bovendien geen man uit de heffe des volks, zooals dat heet, maar iemand aan wien je dadelijk merkt, dat hij uit een goed nest komt. Zijn broer, de magere, die ook op het kiekje staat, is hier rechter in den landraad (Inlandsche rechtbank). Mr. J.P. Roelofsz, in de wandeling ‘Jan Piet’. Als je hier maar eens wat langer kon zijn, moest je met Cobus in elk geval kennis maken. Hij woont op Soerabaia in de Darmobuurt, en hij heeft de Brieven van een Stuurmansleerling gelezen. En hij niet alleen, naar het schijnt.
| |
| |
Dat was dus de Kerstvisite, die mij het meeste genoegen deed. Dat de vorige hoofdredacteur van de Indische Courant bij mij is geweest om me te vragen naar Batavia te komen, heb ik je, geloof ik, al geschreven. Ik zal het niet doen, want Batavia is me te warm, en bovendien geloof ik niet, dat ik het beter zou kunnen krijgen dan bij het concern, waar ik nu ben, en aan het blad, waar ik al 13 jaar aan meewerk. Als Belonje weggaat, dan behoef ik nog niet zijn voorbeeld te volgen. Dat heb ik vroeger genoeg gedaan. Ik heb genoeg gehoor gegeven aan zijn roepstem en dat ik nu nog altijd hier bij de krant zit, is eigenlijk niet zijn schuld, maar wel degelijk het gevolg van mijn eigen verdiensten voor het blad en van de inzichten van andere menschen. Nu gaat hij hoofdredacteur worden van het Nieuws van den Dag, te Batavia, waar nog twee andere ‘groote’ Europeesche bladen moeten bestaan, benevens nog een Roomsch blad en een paar kleine blaadjes voor den minderen man, zoodat de strijd om het bestaan niet gemakkelijk is. Ik ben niet van plan dien strijd te helpen verlichten en dan een ander met de vruchten daarvan te zien weggaan. Want zoo gaat het. Weet je wel, dat je niets opschiet met kennis of bekwaamheid? Dat alles is te koop. Maar, zooals Jo Spier het heeft geteekend, de man, die voor elk examen is gezakt, dat is de man, die later in de grootste en mooiste auto rijdt. Lui, die het fijne werk voor hem doen, koopt hij op. Dit is trouwens ook het geval bij het concern Indische Courant - Soer. Handelsblad - Bataviaasch Nieuwsblad - De Malanger - Mataram - Het Noorden, een keten van grootere en kleine krantjes, die allemaal in één hand zijn, maar die hand (een ingenieurshand!) zou geen kans zien een behoorlijk ingezonden stuk over de overlast van honden te schrijven. Maar in deze schoone, kapitalistische wereld hindert dat niet. ‘Heeren Staten’ wisten en konden ook niets, maar zij huurden een Oldenbarnevelt of
een De Witt, die er zelfs nog zijn leven voor liet. Voor hun systeem. Het is nog niet veel anders geworden. Gisteravond was het Oudejaarsavond en de ‘Europeanen’ hebben gepaft als gekken. Ook dat is, naar het schijnt, gegrondvest op het bijgeloof, dat de kwade geesten bij de aankomst van het nieuwe jaar, moeten worden afgeschrikt! Ik
| |
| |
lag op bed, en stond nu en dan weer eens op. Ik had trouwens weer erg last van mijn buik, want ik had 's middags met tante Iti samen oliebollen gefabriceerd en daarvan had ik er verscheidene gegeten, hetgeen nauwelijks is aan te bevelen voor iemand met een darmcatarrh. Ik las ‘Disraeli’ van André Maurois, in een Engelsche vertaling in de Penguin-serie, 35 cent hier in Indië, in Engeland sixpence. Meesterlijke biografie. Hij schreef ook ‘Ariël’, in dezelfde serie verschenen, de levensbeschrijving van Shelly. Trouwens, in die Penguin-serie is meer goeds te koop voor weinig geld. Je hebt niet veel tijd om veel te lezen, vrees ik, maar anders, als je Engelsch wilt lezen, dan is daar wat te vinden. Maar er zullen nog wel andere tijden komen in je leven. Wie werkelijk wil lezen, die leest ook. Met geen bezems en knuppels houden ze je ervan af. En de menschen, die boeken kunnen vervangen, zijn uiterst dun gezaaid hoor. Ik ken in de laatste jaren zoo goed als niemand, die op dat gebied als gelijke met mij kan praten, en dat is soms wel treurig. Zelfs zij, die de elementen ervoor in zich hebben, zooals wijlen Goote, en Cobus Roelofsz, en nog een of twee anderen, hebben toch niet die wijdvertakte exploraties ondernomen, zooals ik dat sedert jaren heb gedaan. De tijd is er ook niet meer voor geschikt, geloof ik. Te ‘dynamisch’ zijn de levens der menschen geworden. Toch heb ik het meeste gelezen in de tijden, waarin ik als een werkman leefde. Een slecht vak voor een lezer is b.v. boekhouden, een saai en doodsch beroep, maar dat niettemin de complete hersens eischt. Ook journalistiek geeft gelegenheid tot lezen, maar je bent niet vrij in je keuze. Je leest altijd with a view on business.
Zoo heb jij dan voor het eerst van je leven ondervonden, wat het is om een echt Westersch Christelijk feest ver van huis te vieren. Mij is dat al zeer veel keeren overkomen, en het zal jou misschien ook wel zoo gaan. Bij ons thuis in Dirksland was er op zulke dagen meestal ruzie. Ook op Zondag was er altijd ruzie. Deze menschen waren niet innerlijk gelukkig genoeg om zich een vrijen dag ten nutte te maken en daarvan te genieten. Zij wisten niet, wat zij met zoo'n dag moesten beginnen. Vooral ‘Opa’ wist dat niet. Volkomen ongeschikt voor echtgenoot en opvoeder, Opa.
| |
| |
Hij was in wezen een egoïstische vrijgezel, die in een huwelijk met een neurotische vrouw was verzeild geraakt, dus aan één kant te beklagen. Dat kan ik nu gemakkelijk zeggen, na zijn dood, maar bij zijn leven dacht ik er anders over. Ik zocht altijd ‘gezelligheid’ bij anderen, en ik vond die natuurlijk, maar soms tot mijn groot ongeluk. Ik herinner me Kerstdagen in Rotterdam, bijna geheel doorgebracht onder mannelijke vrienden, in de groote café's, waar alles rood was versierd, met roode klokken en hulsttakjes. De groote ruiten waren beslagen, want het was buiten koud. En binnen rook het naar gebraad, zooals gebraad alleen maar in Holland ruiken kan. Het rook naar groc en bitter en zoute bollen en sigaren van de vooroorlogsche kwaliteit. Er waren leuke menschen, mannen en vrouwen. En op de leestafel lagen alle tijdschriften van Europa, en er stond niets in van oorlog of nationaal-socialisme of communisme of werkloosheid of crisis. Ik herinner me op zoo'n Kerstdag in Boneski te hebben gelezen, hoe Maurice Barrès in de Fransche Kamer tekeer ging tegen de bijzetting van Zola in het Panthéon. Dat was een cause célèbre, en dat is het nu voor mij nog. Ik herinner me de nummers van Simplicissimus en Jugend, zoo geestig en artistiek. Ik kon er geen van missen, en geld of geen geld, ik ging naar Boneski of naar Suisse om ze te lezen. Hoe anders was de wereld toen, vóór den oorlog. Ik geloof, dat ik alleen maar heimwee heb naar dien tijd, en eigenlijk minder naar Holland zelf. Ik zou niets meer terugvinden, behalve de bibliotheken en de musea. Van de sfeer van toen is er niets meer. In den schouwburg voerden ze de Dollarprinses op, of de Chocolade-soldaat, of Walzertraum. Er was nog geen jazz. Wiener Damen Orchester, in lange witte jurken met roode of blauwe ceintuurs, speelden selecties uit opera's. De film was nog zoo primitief, dat we er onzen neus voor ophaalden. Maar
Royaards was er en Verkade en de oude Louis Bouwmeester en zooveel buitenlanders kwamen er. Ik zag Coquelin in Cyrano de Bergerac, of De Fransche Opera kwam Zondagsavonds in Rotterdam en speelde Carmen of soms La Fille de Madame Angot of zelfs La Mascotte, prachtige lichte opera-bouffe. Alles doodgemaakt door de techniek, door de film.
| |
| |
Bij de Engelschen heb ik ook een paar aardige Kerstvieringen meegemaakt, maar ik bleef een vreemdeling en de Engelschen doen alles thuis. Toch hebben zij de Dickensmanier te pakken en is er in elk huis een kerstboom. Moet je in Dirksland om komen! Althans in mijn tijd. Kerstmis was een kerkelijke affaire en anders niets. Leve Calvijn, den stroeven en zuren!
En verder zijn deze dagen commercieele hoogdagen. De middenstand houdt ze in stand. Ik heb een boekje gelezen van Henriëtte van Eyck (een vrouwelijke satyricus), die spreekt van het Internationale Genootschap tot Exploitatie van de Kerstgedachte, of van de Sinterklaasgedachte. Het ‘pepernotenconcern’ en de ‘kerstkransentrust’, welker kopstukken bijeen komen om hun ‘gedragslijn uit te stippelen’ jegens de plannen van den ouden Sinterklaas, die zakken met werk aan de werkloozen wil brengen, en biefstukken met sju aan de hongerige vrouwen en kindertjes, en warme borstrokken of wollen wanten, zooals jullie kregen aan boord, pot hier en gunter!
Maar Frans, je weet toch wel, dat als wij hier op Blimbing in een goede luim zijn (en dat zijn wij vrij dikwijls!), dat wij dan eigenlijk altijd Kerstmis vieren met elkaar? Wij wachten hier heusch niet op den datum van den kalender. Als het zoo valt en vader staat nog aan het hoofd van een paar losse guldens, dan is er hier al heel gauw feest, als je het zoo noemen wilt. Er is hier zooveel feest, dat de jongeheeren en dito dames het soms niet eens meer op prijs stellen en vergeten te bedenken, dat het bij anderen niet zoo gaat. Het Carpe Diem heb ik altijd in praktijk gebracht, want aan den dag van morgen denk ik weinig. Dit is óók een levensopvatting, die haar goede kanten heeft. Het is merkwaardig hoe de dingen zichzelf regelen in het leven. Ik herinner me, dat ik vroeger, toen ik jouw leeftijd had, ook alles veel donkerder inzag. Ik was bang, van menschen en van het lot. Maar nu ben ik dat niet meer, en als ik mijn leven naga, dan zou ik bijna kunnen spreken van die leidende Vaderhand, waarvan de geloovige zielen spreken. Life is wonderful, en later zul je het zelf zien. Niet alleen, dat ik tallooze malen ben ‘gered’ uit moeilijkheden, maar ook mijn vijan- | |
| |
den zijn ‘verslagen’ (en worden nog altijd ‘verslagen’) zonder dat ik zelf er iets aan doe, dan uit de verte toezien. Er is bijna niemand, die mij heeft willen dwarszitten, of hij heeft zijn trekken thuisgekregen op een heel gekke, maar wonderlijke manier en dat is zelfs nog in den laatsten tijd voorgekomen. Het komt, geloof ik, omdat zulke menschen eigenlijk stakkers zijn, maar tevens intriganten en innerlijk lafaards, die zichzelf in perikelen werken, waaraan zij dan ten slotte te gronde gaan. Tout vient à point pour qui sait attendre, zegt de Franschman, en het is waar. Wacht kalm af, en blijf kalm (zooveel je kunt) en de tijd zal uitkomst brengen, op heel merkwaardige wijze soms. (En als de menschen je vervelen, keer je van
hun af en neem een boek, altijd een boek. Een boek, dat bij je leeftijd past. Langzamerhand zul je nog een enkele superieure roman willen lezen, maar geschiedenis en biografie zullen hoofdzaak worden, want dat is ‘het leven’ en daarin ligt ook: de wijsbegeerte.)
Wacht je voor het schorum, voor de horde, voor het proletendom, maar sta aan hun zijde in gedachten. Duld niet, dat zij benadeeld worden en denk niet, dat zij geen menschen zijn en het wel met wat minder kunnen stellen. Wij zijn voor 't meerendeel zelf uit de horde voortgekomen en er is niets afschuwelijkers dan de parvenu, Tartuffe of Droogstoppel (die er nog vroom bij is!). Maar de horde is toch te ruw en te onontwikkeld en zij zit te vol van haat jegens ons, omdat wij er beter uit zien en ons beter kunnen redden in de wereld, dan dat wij hen in vertrouwen zouden kunnen nemen. Zij zijn daar nog niet rijp voor, vooral niet het stadsproletariaat. Ook niet de Indo hier, helaas.
Heb ik geschreven ‘den weledelen Heer’? Nu, dat is volkomen en régle in den Oost. Hier is iedereen een ‘Weledele Heer’. Als je in Batavia nog eens tijd hebt, ga dan eens kijken naar de Portugeesche Buitenkerk, aan den weg van Jakatra, bij de Jassembrug. Voor den ingang, aan de rechterhand, ligt het graf van den eenigen gouverneur-generaal uit den Compagniestijd, dat nog intact is: Hendrik Zwaardekroon. Welnu, op zijn zerk (of eigenlijk is het een koperen plaat, die er op ligt) staat: ‘de weledele Heer Hendrik Zwaardekroon’. Dat was toen, in 1728, voldoende voor een ex-gou- | |
| |
verneur-generaal. Maar tegenwoordig is elke kampong-Europeaan ‘de weledele Heer’, en liefst zijn wij ‘de weledelgeboren Heer’. Alleen de belasting schrijft: ‘den heer’, en ook als je gemaand wordt om een schuld door het invorderingsbureau van den middenstand, heet je slechts: ‘den heer’. Voel je de fijne nuance?
Koningin Wilhelmina is in Nederland ‘een Hollandsche vrouw’, maar een Indische mevrouw uit gang no. zooveel is ‘een Indische dame’. Pas op! Wij spreken - zonder erbij te denken - van ‘het hoofdgebouw’ en ‘de bijgebouwen’. Een in Indië geboren mensch legt nooit iets neer: hij ‘deponeert’ iets. Water is niet afgekoeld, maar ‘gefrappeerd’, en men is niet gescheiden, maar ‘gesepareerd’. Zo zijn we gebrouilleerd en worden we genegeerd. Ook schrijven wij het adres onderaan een brief, en nooit bovenaan, want wij zijn afstammelingen van ambtenaren en militairen, dus huldigen wij de oude tradities. Als wij naar Holland gaan, dan heet dat ‘met verlof’ gaan, ook al betalen we alles zelf. Wij hebben het over ‘conduites’ en wij zijn geen kantoorbediende, maar ‘kantooremployé’ of toch minstens assistentboekhouder. Wie er zich al geen ‘journalist’ noemt, of ‘accountant’ of zelfs ‘professeur de danse’! De eerste de beste Manilaneesche neger noemt zich ‘chef d'orchestre’, als een Oostersche Mengelberg.
Vroeger waren er veel minder Europeanen en al die Europeanen kregen op een of andere wijze een middelbare opleiding. Of ze die nu ten einde brachten of niet, zij kregen er wat van. Het geld was veelvuldiger en werd gemakkelijker verdiend. En er werd meer werk gemaakt van Fransch. Aan oude Indischmannen merk je dat soms en soms wel eens op vermakelijke wijze. Zoo zie ik onlangs iemand zitten bij Hoen Kwee, tamelijk angeheitert. Ik zeg (want het was al donker en hij moest naar Lawang, waar hij woont): ‘Hoe kom je zoo hier?’ Antwoord: ‘Ik ben hier “vi coactus”!’ (door geweld gedwongen). Zijn vrouw bleef n.l. zoolang weg, ergens kletsen. Nooit had ik het achter dien vent gezocht, maar in zijn dronkenschap kwam zijn jeugd boven en op het zien van mij (zijnde ik in zijn oogen een verschrikkelijke ‘intellectueel’) zette hij zijn beste beentje voor en
| |
| |
herinnerde zich Cornelis de Witt, die in de Gevangenpoort onder zijn ‘bekentenis’ achter zijn handteekening schreef: v.c., welke letters mevrouw De Witt later weer uitradeerde, nota bene.
Zoo kun je hier inderdaad lui ontmoeten, die tragische voorbeelden zijn van a good education without any results, maar die zich soms eensklaps als zoodanig ontpoppen en zich van een merkwaardige zijde laten zien. Oude liedjes kunnen ze soms zingen uit studentensociëteiten van vijftig jaar terug, zoodat je zegt: ‘Hoe is 't gosmogelijk!’ Zoo zong er een:
Dit is vast zeventig jaar oud. De dans Robert Macaire is genoemd naar een soort Stavisky uit 1850 of daaromtrent, die toen in Parijs heel bekend was. En dat zingt dan een ouwe knaap van over de zeventig op het feest van het 40jarig jubileum!
Ik zal je geen ‘weledele heer’ meer noemen, als je daar bezwaar tegen hebt. Maar ik ben er zoo aan gewend, dat ik het onwillekeurig doe. Is jouw moeder in Utrecht nu ‘Mevrouw’ of is ze ‘Juffrouw’? Hier zijn het allemaal ‘Mevrouwen’, en welke! Maar in Frankrijk en Engeland is elke getrouwde vrouw toch ook Madame of Mrs., dus waarom dat ‘juffrouw’ en dat angstvallig uit elkaar houden van de standen? In Dirksland waren er drie ‘mevrouwen’: burgemeester, dokter en dominee, maar de rest was ‘juffrouw’. Maar ik schrijf aan Mevrouw J.G. Schamhardt-Walraven, en dat is niet alleen Indisch, maar internationaal en cosmopolitisch. - Aan de kinderzegels zal ik denken, als ze er zijn. Ik weet van die zaken eigenlijk ook weinig af. Zal eens vragen aan 't postkantoor.
Anna is naar Non, tot na Nieuwjaar. Dan gaan tante Iti en Lies haar op een dag halen. Lies is daar ook nog nooit geweest. Op het Glodokplein had ik bij je willen zijn. Er zijn wel
| |
| |
betere restaurants daar, ook een eindje verderop, op Pantjoeran, rechts als je van Molenvliet komt. Een historisch punt. Toen ik in Indië kwam, was er op het Glodokplein nog een stuk van een rondeel, dat deel had uitgemaakt van den ouden stadsmuur, want de oude stad strekte tot daar. Daar vlakbij zijn allerlei huisjes en andere dingen, die aan de oude Hollanders herinneren. Ik zou je er veel van kunnen laten zien, als ik daar met je was, en soms is het zeer treffend. Je moet een eenigszins deskundige geleider hebben. Ik heb in 1932 schetsen geschreven over die oude benedenstad van Batavia. Kun je nog lezen, als je wilt. Pantjoeran is een gedempt water. Een pantjoeran is een pijp, of een bamboe, waaruit water stroomt, en daar kwamen de matrozen van de schepen met schuiten om water te halen in vaten, dat vloeide uit een ‘tank’, waaraan nu nog herinnert ‘gang Tankie’, daar vlakbij. Uren moesten ze dan wachten en dan gingen ze intusschen er eentje nemen bij de Chineesche kroegbazen of bij de Trijntjes, die daar in de buurt woonden, en Pantjoeran moet in den Compagniestijd de moeite waard zijn geweest! En nog, als je daar in den avond zit, komt het verleden je voor den geest. Van die zijde van Batavia houd ik wel, ook al maakt het me bedroefd. Ik word er zeer door geroerd, misschien omdat ik hier al zoolang ben en je daar zoo goed kunt zien, wat er van ons terecht komt, als wij ons hier voorgoed vestigen, iets wat wij nooit moeten doen. Ik heb Pantjoeran nog ongedempt gekend en er lag een overtoom in, met houten rollen, waarover prauwen werden gesjord, die in den Molenvliet moesten. Alles al verdwenen. - Je verhaal van het leven op de Zeevaarschool of -cursus heb ik met aandacht gelezen. Je kent jezelf heel goed, voor zoo'n jongen man. Je bent een lieve, flinke jongen, en wees maar niet bang. Je zult wel in het leven terechtkomen. En schrijven kun je ook. Some brains! Van Kassel-hersens, denk ik. Die zijn goed, maar van
het geniale naar het gekke is maar één schrede. Maar dit geldt niet voor jou. Je hebt ook secure trekken in je karakter. Ik schrijf ook aan ir. Breyer, op hoop van zegen. Groeten van ons allen. Je bent hier nooit uit de gedachten en je naam wordt vaak genoemd.
Oom Wim.
| |
| |
14 Januari 1939
Deze brief stuur ik nu maar naar Utrecht, want ik heb het niet aangedurfd om hem naar een tusschenhaven te zenden. - Ik ben nu ook in de gelegenheid je een paar kiekjes te sturen, speciaal voor de menschen, die ons alleen op een prentje moeten bewonderen. Zij zijn gemaakt door Roelofsz en vrouw op Kerstdag en één is een weinig mislukt bij het openen van het toestel, geloof ik. Er was ook nog een ‘close up’ van mij, maar die is heelemaal mislukt, zegt Roelofsz. Suze en Rika zitten er weer een beetje belabberd op natuurlijk, vooral Suze, die op een kiekje haar gezicht verbergt. Het beste pareert Mama, die het dien dag bizonder naar haar zin had, omdat er bezoek was, en nog wel van haar specialen vriend Cobus met zijn vrouw, die bij ons kwamen eten. Het was n.l. de eerste keer, dat zij samen bij ons aten, maar Cobus, die wij al kennen van 1926, heeft natuurlijk ontelbare malen bij ons gegeten en gelogeerd, voor zijn huwelijk. Doch niet zoodra komt de vrouw in 't spel of je ziet je vrienden niet meer verschijnen, hetgeen je geargumenteerd kunt vinden in het stukje aan mevr. Overveld-Biekart! Ikzelf meen ‘een lijdende trek’ te bespeuren op mijn liefelijk aanschijn, vooral als je me bekijkt onder een vergrootglas. Ik had het dien dag weer erg te kwaad met mijn buik, en wat ook altijd beroerd is: in Indië moet je altijd buiten gekiekt worden, temidden van Indië's felle licht, en dan knijp je je oogen toe of je moet een groenen bril opzetten. Jacob staat er weer niet bij. Die was uit logeeren bij zijn vrind Pelzer.
Mijn darmen zijn nogal niet beter. Ik heb een patent medicijn, door den dokter aangeraden: Entero Vioform, dat joodform bevat, maar tevens purgeerend werkt, hetgeen totaal overbodig is. Ik ben absoluut vermagerd en al mijn broeken zijn me te wijd geworden. Ik sta verder verbaasd over de vele lotgenooten, die ik blijk te hebben. Het is, alsof half Soerabaia het in de buik heeft en allemaal weten ze van Entero Vioform, waarvan ik overigens de resultaten nog moet zien. Als het te erg wordt, neem ik Norit, dat tijdelijk helpt, omdat het stopt. Dan voel je je fijn, maar niet zoodra heeft deze kool het lichaam verlaten of de vroegere diarrhee
| |
| |
verschijnt weer. Het zal wel uitloopen op een onderzoek naar de speciale bacil, die mij innerlijk dwarszit. Dat kost me natuurlijk weer een lief duitje aan de commissie van geleerden, die dan bijeen komt.
Hoe is het met het humeur? Ik hoor niets en hoop dus maar iets te vernemen uit Utrecht. In Holland zal het wel koud zijn en ik kan je meedeelen, dat het hier elken dag regent en dat de zon bijna niet te voorschijn komt. Ik zie geen kans om mijn tabak te drogen in de zon en doe het daarom in den oven. Als de zon niet schijnt, komt de lucht in Indië vol gevaarlijke miasmen en worden de menschen ziek. Ook nu weer zie je zwakke menschen sterven. Die kunnen het niet harden. De Chineesche kleermaker, die altijd broeken maakt voor de jongens, en die een hartkwaal had, bleek plotseling te zijn gestorven en zoo zijn er nog meer voorbeelden. De zon is de groote gezondmaker hier en hoe wij ook mopperen tegen de warmte, als de zon niet verschijnt voelen wij ons ellendig en verlangen we naar haar. Ik ben nog een keer op Wendit geweest met Rika en Suze en alweer zijn we doornat geregend. Na thuiskomst kocht ik biefstuk bij Pah in de telefooncel, met de klewang gesneden. Maar als je nu weer hier bent, zal het wel beter weer zijn en misschien dat het dan dezen keer eens lukt onze excursies een weinig verder uit te strekken. Ik schrijf aan Breyer, trachtende hem te vermurwen door op zijn gemoed te werken.
Nu, doe de groeten aan je vader en moeder en aan Stientje, en dank hen nog eens voor de Sinterklaasverrassing, waarover ik zelf al geschreven heb. Laat je moeder vooral geen kosten maken voor dingen, die wij hiertelande ook hebben of die kunnen bederven. Het is jammer van het geld en de moeite, waarbij nog komt, dat zij mij toch niet kan sturen, wat ik zou willen hebben, want dat is niet vervoerbaar en onafscheidelijk van Holland en Europa. Houd er den moed maar in en vooral: bewaar je goede humeur onder alle omstandigheden!
En denk niet te slecht of te min over jezelf, en denk vooral ook niet, dat ik je geen beste aardige jongen vind, of dat ik iets op je zou hebben aan te merken, want dan ben je
| |
| |
abuis. Er is hier niemand in huis, die niet graag zou willen, dat je veel hier was en lang bleef, daaronder vooral je nieuwe tante Iti en last but not least je
Oom Wim.
|
|