Merckenweerdigste voorvallen en daegelijcksche gevallen. Brugge 1795 en 1796
(1996)–Jozef van Walleghem– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
InleidingOp 31 december 1794 schreef Van Walleghem de volgende wens neer: ‘Ach! gaeve den hemel dat wij dit jaer eijndigende een geluckiger mogten beginnen en dat wij haest van die gewaende vrijheijd en gelijkheijd voor goed mogten ontslaegen worden’Ga naar eind(1). Zijn smeekbede werd niet verhoord. Het jaar 1795 was nog rampzaliger dan 1794. De Fransen bleven en erger nog: tot groot afgrijzen van Van Walleghem werd op 7 oktober 1795 te Brugge de aanhechting van ons ‘Nederland’ bij Frankrijk gevierd. Als deken was hij trouwens verplicht geweest om aan deze plechtigheid deel te nemen.
Ook zonder Franse bezetting zou 1795 een rampjaar geweest zijn. De winter was een van de strengste van de eeuw en als gevolg hiervan stierven vele mensen van honger en koude. De Fransen voerden ons graan uit naar Frankrijk en omdat de boeren verplicht waren waardeloze assignaten te aanvaarden werd de Brugse graanmarkt niet meer bevoorraad. Het Brugse stadsbestuur probeerde daar enigszins aan te verhelpen door aan de armen voedsel uit te delen.
Van Walleghem ervaarde het Frans bewind als een schrikbewind. Er heerste wetteloosheid en de Fransen konden aan onze voorouders hun wil opleggen. Zo werden de gegoede Bruggelingen in 1795 verplicht een schatting van zowat 3 miljoen livres te betalen. Om druk uit te oefenen werden tientallen burgers als gijzelaars naar Frankrijk afgevoerd. Iedereen vreesde het ergste maar uiteindelijk liep alles nog redelijk goed af. In 1796 volgde een gedwongen lening die voor Brugge zowat 800.000 livres bedroeg. Van Walleghem behoorde tot de 1083 Bruggelingen die moesten bijdragen. De Fransen verboden de zondag te vieren. In de plaats kwamen de door Van Walleghem gehate decadi. Talrijke revolutionaire feestelijkheden werden georganiseerd en Van Walleghem werd verplicht op enkele aanwezig te zijn. Al te dikwijls luidden alle klokken gezamenlijk tot negen uren per dag om allerlei Franse overwinningen te vieren en de burgers moesten brandende kaarsen voor hun ramen zetten, Franse vlaggen uithangen en steeds een cocarde dragen.
Het ergste vond de zeer devote Van Walleghem de maatregelen tegen de godsdienst. Zoals onder Jozef II werden in 1796 processies verboden en de meeste kloosterorden afgeschaft. Honderden kloosterlingen moesten in Brugge hun klooster verlaten. Velen hadden geen onderkomen. Van Walleghem vreesde terecht dat de Fransen nog strengere maatregelen tegen de katholieke kerk overwogen.
In de loop van 1796 verbeterde de situatie enigszins. De nieuwe rechtbanken begonnen te functioneren en de criminaliteit nam af. De verplichte hoge koers van de assignaten werd niet meer aangehouden. Ze waren voortaan waard wat ze waard waren. De ellende nam geleidelijk af en het Frans bestuur werd minder als een schrikbewind ervaren.
De kroniek bestaat uit twee delen: Merckenweerdigste Voorvallen en Daegelijcksche Gevallen. De Daegelijksche Gevallen zijn een definitieve, door Van Walleghem al bewerkte versie van eerder gemaakte kladnotities. De Merckenweerdigste Voorvallen zijn een soort van eerste versie. De auteur had duidelijk de bedoeling | |
[pagina 6]
| |
er nog commentaren bij te schrijven en het geheel nog eens over te schrijven. De notities van 6 mei 1796 tot en met 28 november 1796 ontbreken en zijn vermoedelijk verloren. Tot voor kort ontbraken ook de notities vanaf 29 november 1796 tot eind 1798. Ze werden in 1993 aangetroffen door dr. M. Nuyttens, afdelingshoofd van het Rijksarchief te Brugge, in het archief van Minister van State Achilles Van Acker dat hij heeft geïnventariseerd. Dank zij deze vondst kon de publicatie worden hervat. We danken de heer Nuyttens voor het signaleren van deze vondst en de heer Persoons, Algemeen Rijksarchivaris, voor de toelating dit stuk in de publicatie op te nemen.
Eind 1994 gaf het College van Burgemeester en Schepenen dan ook groen licht om opnieuw met de voorbereiding van de publicatie van wal te steken. Een bijkomende stimulans om dit nu te doen was het feit dat door het publiceren van de jaren 1795 en 1796, waarin de Fransen voor lange tijd hun regime in onze gewesten vestigden, precies op tijd de tweehonderste verjaardag van dit feit in herinnering kan worden gebracht.
Deze uitgave is het werk van een team Brugse historici. Hoofdarchivaris dr. A. Vandewalle leidde de administratieve omkadering in goede banen, archivaris N. Geirnaert verzorgde de redactionele coördinatie, R. Engelrelst kopieerde de teksten en ondergetekende had de algemene wetenschappelijke leiding. Het schrijven van de noten werd als volgt verdeeld: ondergetekende schreef de noten over het politiek gebeuren, A. Vandewalle schreef de noten over stedelijke instellingen, gebouwen en plaatsnamen, N. Geirnaert deze over kerkelijke en religieuze aangelegenheden, Marcella Vandebroek identificeerde de vermelde personages zo goed als mogelijk op basis van in het Stadsarchief bewaarde bronnen, R. Engelrelst verwees naar de plakkaten en hallegeboden en verzorgde ook het register. Voor enkele noten, vooral over de klimatologische en economische gegevens in de kroniek, konden we een beroep doen op wetenschappelijk medewerker J. D'hondt.
Allen dank ik zeer voor de collegiale manier van samenwerken. Ik dank ook het stadsbestuur van Brugge dat na een onderbreking van vijf jaar de rode draad weer opnam en besloot tot verdere publicatie van de geschriften van één van haar medeburgers, de ‘welpeijzende’ mercenier Jozef van Walleghem.
Yvan Vanden Berghe 29 december 1995 |
|