| |
| |
7. De toestand van Johan van Spulde is zorgwekkend
De toestand van Johan van Spulde is ruim een jaar later, zondags na de Geboortedag van de
Maagd Maria, d.i. 9 september 1537, aanmerkelijk verslechterd en zo zorgwekkend, dat vader
Van Spulde zijn dochter vraagt om onmiddellijk te komen. Johan wil Cecilia nog graag
spreken, voordat hij sterft. Er zijn twee vrijwel identieke versies van deze brief: één duidelijk
in haast geschreven, met invoegingen, doorhalingen en de adressering niet aan de achterkant,
maar aan het eind van de brief, en een tweede nettere versie. In de tweede brief is ook een
formulering die tot onduidelijkheid kan leiden, gewijzigd: het onderwerp myn lyef soen staat
vermeld in regel 8 i.t.t. de passage in de andere brief (ende oeck myn lyef dochter gheerne
spreken volde), waarin zowel de briefschrijver als zoon Johan als onderwerp opgevat zou
kunnen worden. Het lijkt erop dat beide brieven zijn verstuurd: ze zijn gevouwen en de
gaatjes van de naald zijn bij allebei aanwezig. Hieronder volgen de twee brieven, genummerd
5A en 5B, met eenmaal de vertaling, die gebaseerd is op de netversie 5B.
afbeelding 11: brief 5A, BPL2853 fol. 5
| |
Brief 5A
1 | Erentfesten ende from, besunder lyef zuager Goert ten Vater ende myn |
| lyef dochter Ten Vater, syn lyef husurou, jck voge myn lyef zuagher |
| ende myn lyef dochter to veten, dat Johan, myn soen, veder ingheuallen ys |
| ende zeer syeck ys. Ende ick begeer ende bidde oetmodelyck ende seer
vrentelyck, dat myn |
5 | lyef zuager myn lyef dochter oerlof geuen volde, vant myn lyef soen |
| daer seer na verlanget, eer hem vnser Heer God |
| syn gottelyck, lyef ville mede dede ende oeck myn lyef dochter |
| gheerne spreken volde eer myn lyef soen storue. Ende gellet |
| seer na myn lyef dochter Van den Vater. Ken God, de myn lyef zuager ende myn |
10 | lyef dochter ende myn lyef nycht Van Spulde lanck frolyck, ghesunt |
| sparen vil. Ghescreuen des sonnendages post Natiuitatem Marie |
| |
| anno XXXVIJ |
| |
a | An myn lyef dochter Van den Vater, |
b | vrentelyck ghescreuen. |
c | Den Erentfesten ende from Ghoedert |
d | van den Vater, myn besunder lyef zuager, Erentfeste- |
e | lyck ghescreuen. |
afbeelding 12: brief 5B, BPL2853 fol. 6
| |
Brief 5B
a | Den Erentfesten ende from |
b | Ghoedert van den Vater, myn |
c | besunder lyef zuager, vrenttelyck |
d | ghescreuen. |
| |
1 | Erentfesten ende from, bysunder lyef zuager Goedert van den |
| Vater ende myn lyef dochter Ten Vater, syn lyef husuroue, jck |
| voge myn lyef zuager ende myn lyef dochter te veten, dat |
| myn lyef soen Johan veder ingeuallen ijs ende seer sijeck ijs. |
5 | Ende ick begeer ende bidde oetmodelyck ende seer vrentelyck, dat |
| myn zuager myn lyef dochter oerlof geuen volde, vant myn lijef |
| soen daer seer na verlanget eer hem vnsen Heer God |
| syn gottelycke, lyeue ville mede dede ende oeck myn lyef soen myn |
| lyef dochter gheerne spreken volde eer hij storue. Ende gellet |
10 | seer na myn lijef dochter Van den Vater. Ken God, de myn lyef zuagher |
| ende myn lyef dochter ende myn lyef nycht Van Spulde lanck frolyck, ghe- |
| sunt sparen vil. Ghescreuen des sonnendages post Natiuitatem |
| Marie Verginis anno XXXVIJ |
| |
| Gheryt van Spulde |
| |
Vertaling brief 5
a | De waarde en geachte |
b | Ghoedert van den Water, mijn |
c | zeer geliefde schoonzoon, hartelijk |
d | geschreven |
| |
1 | Waarde en geachte, zeer geliefde schoonzoon Goedert van den |
| Water en mijn geliefde dochter Ten Water, sijn geliefde echtgenote, ik |
| laat mijn geliefde schoonzoon en mijn geliefde dochter weten, dat |
| mijn geliefde zoon Johan weer ingestort is en [dat hij] zeer ziek is. |
5 | En ik verzoek en vraag in nederigheid en met veel aandrang, dat |
| mijn schoonzoon mijn geliefde dochter toestemming zou willen geven [om te
gaan], omdat mijn geliefde |
| zoon daar zeer naar verlangt voordat onze Here God met hem |
| naar zijn goddelijke, geliefde wil zou handelen en omdat bovendien mijn geliefde
zoon mijn |
| geliefde dochter graag zou willen spreken voordat hij zou sterven. En hij roept |
10 | met klem om mijn geliefde dochter Van den Water. Ken God, die mijn geliefde
schoonzoon |
| en mijn geliefde dochter en mijn geliefde nicht Van Spulde lang in vreugde, |
| in gezondheid sparen moge. Geschreven zondags na de Geboorte |
| van de Maagd Maria in het jaar [15]37. |
| |
| Gheryt van Spulde |
Cecilia is op de noodkreet gekomen. Uit de enige brief van Johan, die een maand later, op St.
Victorsdag, d.i. 10 oktober, is geschreven, blijkt dat zij na enige tijd weer naar huis is gegaan.
Dat was ook het sein voor een mannelijk, aangetrouwd familielid van Johan (myn zuager in
regel 25) om weer naar zijn eigen huis terug te kerenGa naar eind29. Johans toestand is intussen nog verre van voortreffelijk, maar
hij heeft goede hoop dat heer Arent Buddinck verbetering in de situatie kan brengen. Uit
archiefgegevens blijkt dat Arent Buddinck een monnik uit het plaatselijke
minderbroedersklooster isGa naar eind30. Buddinck heeft hem een drankje bezorgd en komt min of meer in het verborgene bij
de patiënt. Hij spant zich bij de bezoeken zeer in met behulp van Gods woord en Johan hoopt
van hem te weten te komen of er toverij in het spel is of niet. Buddinck treedt op als een soort
duivelbezweerder en het is dan ook begrijpelijk dat over die activiteiten niet gepraat mag
worden. Zolang heer Arent Buddinck nog bezig is, moet Cecilia bepaalde zaken met de
procurator maar even uitstellen. Een procurator is gemachtigd om in plaats van een ander op
te treden en om goederen of gelden te beheren. Ook instellingen en kloosters kenden een
procurator. Kennelijk had Cecilia dus eerder van Johan opdracht gekregen om op het
financiële vlak iets te regelen.
afbeelding 13: brief 6, BPL2853 fol. 7
| |
Brief 6
a | An myn lijeff, uijtvercoeren suster, |
b | Juffer Cecilie van den Uaeter, |
c | ffrentelick gheschreuen. |
| |
1 | Myn Bijsunder Eruerdige, Uijtvercoeren, lijeff suster Van den Uaeter, |
| ick ffuge u Eruerdicheijt t[e] ueten, dat ick u brijeffken heb vntfanghen. |
| Soe heft heer Arent Buddinck dess saeterdaeges lestleden mij ghesant |
| vat uaeters, dat ick en sonnendaege verleden andrincken solde dess dae- |
5 | ges dreemael ves der tijt thoe hent en dinsdaeghe verleden. |
| Doe quam hij doe bij mij allenynge uell ij ghesclaghen uerren lanck vnde dede |
| groette Arbeijt, vnde all myt Goets uoert, dan doe ind affscheijden |
| seijde hij mij anders neet dan ick soldt den dinsdaege uoert andrincken |
| hent tot neijgen daeghen thoe dess daeges dremaill. Dan in middeller |
10 | tijt uoldt hij int heijmelick bij mij coemen vnde volde vedervm an Ar- |
| beijden jnd he gaff mij goeden troest. Vnde dair scheijde hij doe mede vnde ick |
| en dorste hem geensyns uraegen op de staende uoet. Lijeff suster, myn bege- |
| erte ueer seer uell, dat ghij nu dat mijtten procurator op dit pas an leet staen |
| ves der tijt thoe hent ick bij u lijeffde queme, ouermits soe ick nu int |
15 | verick bijn mijt heer Arent Buddinck vnde ick uell an hem marick, hij mij |
| op corter tijt uell seggen sall, off het mij touerie is off neit. Myn vijtvercoren, |
| lyeff suster, ick vas in x ofte eleff daegen soe relicke betoeuert ende vas |
| nergent dan opet bedde ende bijet uuer, dan en sonnendaege nae de vesper, |
| doe de guede luijde queijmen ende vanden mij, doe schoet het mij ind de alijn- |
20 | ghe sijt, dat ick neit eens ouer myn rechtersijet bueghen en mach ende moet |
| steeges liggen op mijnen rucgge, dat mij altehans en groette last is, vnde |
| uell t[e] quelicker sclaeppen can. Voert toch en hoesse mont vm heer Arent |
| Buddijncks uille, uant hij der geensyns voerde aff hebben en uijll. |
| Lijeff, uijtvercoeren suster, ick holde u uell halff voer en profetisse, uant soe |
25 | ghij mij seijde, dat myn zuaeger neit in syn huis solde uaerren soe langhe |
| ghij bij ons uaert, dan soedrae ghi nae Zuolle uoerre, soe solde hij der uell |
| op en cort dairinne uaerren, dat seleffde doe van stonden an, doe soe |
| ghescheijde. Groet mij toch seer myn uijtvercoeren, lijeff zuaeger, u lijeff |
| man, jnd myn nichte Van Spuelde vnde alle de urende. Hiermede den
almachtigen |
30 | Heer beuoellen. Geschreuen op suncte Victoris dach Anno XXXVIJ. |
| |
| Johan van Speulde, ven broeder. |
| |
Vertaling brief 6
a | Aan mijn geliefde, dierbare zuster |
b | Mevrouw Cecilie van den Waeter, |
c | hartelijk geschreven. |
| |
1 | Mijn zeer achtenswaardige, dierbare, geliefde zuster Van den Waeter, |
| ik laat u weten, dat ik uw briefje heb ontvangen. |
| Nu heeft heer Arend Buddinck zaterdag jongstleden mij |
| een drankje gestuurd, dat ik afgelopen zondag moest drinken, driemaal |
5 | daags tot aan afgelopen dinsdag. |
| Toen kwam hij in zijn eentje wel twee volle uren lang bij mij en hij |
| deed erg zijn best, en [dat] alles met Gods woord, maar toen bij het weggaan |
| zei hij niets anders tegen mij dan dat ik dinsdag verder moest gaan |
| met [het drankje] drinken tot negen dagen toe, driemaal daags. Maar in de |
10 | tussentijd zou hij heimelijk bij mij komen en zou hij zich |
| weer inspannen en hij gaf mij goede hoop. En daarmee ging hij toen weg en ik |
| durfde hem in het geheel niet direct verder te vragen. Geliefde zuster, ik |
| zou zeer zeker willen, dat u nu dat met de procurator op dit moment niet voortzet |
| totdat ik bij u zou [kunnen] komen, aangezien ik nu |
15 | met heer Arend Buddinck bezig ben en ik goed aan hem merk, dat hij mij |
| binnenkort wel zal zeggen, of het bij mij toverij is of niet. Mijn dierbare, |
| geliefde zuster, ik was tien of elf dagen zo danig betoverd en |
| was nergens dan op bed en bij het vuur, maar zondag na de vesper, |
| toen de notabelenGa naar eind31 mij kwamen opzoeken, toen schoot het in mijn |
20 | gehele zij, zodat ik niet eens op mijn rechterzij kan draaien en |
| steeds op mijn rug moet liggen, wat voor mij nu een grote last is, |
| terwijl ik veel slechter kan slapen. Wees vooral voorzichtig met wat u zegt omwille
van |
| heer Arend Buddinck, omdat hij in het geheel niet wil dat erover gesproken wordt. |
| Geliefde, dierbare zuster, ik beschouw u wel half als een profetes, immers zoals |
25 | u mij zei, dat mijn zwager niet naar zijn huis zou gaan zo lang |
| u bij ons was, maar zodra u naar Zwolle zou gaan, dan zou hij daar wel |
| spoedig naar toe gaan, precies dat gebeurde toen terstond. |
| Doe de hartelijke groeten van mij aan mijn dierbare, geliefde zwager, uw geliefde |
| man, en aan mijn nicht Van Spuelde en al de familieleden. Hiermee in |
30 | de hoede van de almachtige Heer aanbevolen. Geschreven op de feestdag van St.
Victor in het jaar [15]37. |
| |
| Johan van Speulde, uw broeder. |
Vier maanden later, maandag 18 februari 1538, is een testament opgesteld, dat zich op een
aangevreten stuk papier bij het Van Spulde-materiaal in de Universiteitsbibliotheek te Leiden
bevindt. Hierin vermaakt Johan van Spulde het huis, dat zijn vader Gerrit van Spulde aan hem
had vermaakt, op zijn beurt aan Cecilia en haar erfgenamen, nl. om dat als erfdeel te
ontvangen na de dood van hun vader. Johan schuift dus kennelijk zijn aandeel in de
toekomstige erfenis door naar Cecilia. Er is voor Cecilia wel een conditie aan verbonden: zij
moet aan de twee natuurlijke kinderen van Johan jaarlijks 13 gulden uitkerenGa naar eind32. Johan was dus niet officieel getrouwd en had geen
directe erfgenamen, maar wel twee natuurlijke kinderen, die een toelage kregen.
Johan zal niet lang na het opmaken van zijn testament zijn overleden, want in een brief die
vader Van Spulde een jaar later, 4 februari 1539, op de vooravond van de dag van St. Agatha,
schrijft, wordt de viering van Johans sterfdag, de plechtigheid ter nagedachtenis, genoemd.
Deze zal plaatsvinden de zondag voor Halfvasten, d.w.z. op zondag 9 maart. Cecilia krijgt het
verzoek van haar vader om in verband daarmee een paar dagen eerder te komen, aangezien er
elke dag ‘geen bode en synt to crygen’. Wordt hier gedoeld op het niet voor elke dag
beschikbaar zijn van personeel dat moet meehelpen om de nagedachtenisviering, die, evenals
de begrafenissen in die tijd, met maaltijden en drinken gepaard ging, voor te
bereiden?Ga naar eind33 Zaken die Cecilia met
haar broer Gerrit heeft te regelen, moeten even wachten, omdat Gerrit in Amsterdam is.
afbeelding 14: brief 7, BPL2853 fol. 8
| |
Brief 7
a | An de Eerwerdijghe Zecilie |
b | van den Vater, myn lyef dochter, |
c | vrentelyck ghescreuen. |
| |
1 | Eerwerdijghe, lyef dochter Ten Vater, soals v lyefde myn soen ghescreuen |
| had van dijngen de myn soen an ghyngen, so sal myn lijef dochter Ten Vater |
| veten, dat myn soen to Amsterdam ys. So en kan ick v lyefde daer geen |
| besceijt of scriuen, dan sodrae als myn soen cumpt, so sal hij v lijefde |
5 | daervan bescheyt of doen veten. Eerwerdyghe, lyef dochter, v lyefden |
| sullen veten, dat myn soen Johan van Spulde zelyger ghedachten iaerg(h)etijde |
| vesen sal des sonnendages voer Mijtvasten. So veer ick vrentelyck |
| van myn lyef dochter begerende, dat myn lyef dochter een dach of tue to- |
| voren quemen, soals daer dagelyx geen bode en synt to crygen. Ende |
10 | gruet myn lyef soen ende zuager Ghoert va[n] den Vater myt de vrenden, de
God lanck vrolyck, |
| ghesunt sparen vil. Ghescreuen vp sunte Agaten auent anno XXXIX. |
| |
| Gheryt van Spulde, v lyef vader. |
| |
Vertaling brief 7
a | Aan de geachte Zecilie |
b | van den Water, mijn geliefde dochter, |
c | hartelijk geschreven. |
| |
1 | Geachte, geliefde dochter Ten Water, aangezien u mijn zoon geschreven |
| had over aangelegenheden die mijn zoon betroffen, moet mijn geliefde dochter
Ten Water |
| weten, dat mijn zoon in Amsterdam is. Dus kan ik u daar geen |
| antwoord op geven, maar zodra mijn zoon komt, zal hij u |
5 | daar mededeling over doen. Geachte, geliefde dochter, u beiden |
| moeten weten, dat de viering ter zalige nagedachtenis van mijn zoon Johan van
Spulde |
| zal plaatsvinden op de zondag voor Halfvasten. Dus zou ik |
| mijn geliefde dochter vriendelijk willen verzoeken, of mijn geliefde dochter een
dag of twee |
| tevoren zou [willen] komen, aangezien er elke dag geen personeel is te krijgen.
En |
10 | groet mijn geliefde zoon en schoonzoon Goert van den Water met de
familieleden, die God lang in vreugde, |
| in gezondheid sparen moge. Geschreven op de avond voor de feestdag van St.
Agatha in het jaar [15]39. |
| |
| Gheryt van Spulde, uw liefhebbende vader |
|
-
eind29
- Uit het noemen van een
aangetrouwd familielid zou men kunnen afleiden dat Johan getrouwd is. Het is evenwel ook
mogelijk dat een via de Van Spuldes aangetrouwd familielid wordt bedoeld. De aanduiding
mijn hoeft niet exclusief te zijn: vgl. ook myn nichte Van Spuelde (brief 6, r. 29), die toch
ook Cecilia's nicht zal zijn.
-
eind30
- Vgl. voor Arent Buddinck het ORAH, inv. 132, fol.
272.
-
eind31
- Hier is gekozen voor de opvatting van goede lieden als
‘notabelen’, hoewel ook ‘beste, brave mensen’ tot de mogelijkheden
behoort.
-
eind32
- Op het
vel papier staat het testament twee keer opgetekend: een keer in de hand van vader Gerrit en
een keer in een onbekende (ambtelijke?) hand. Het testament is ook geregisteerd in het Oud
Rechterlijk Archief Harderwijk (ORAH, rec. 133, fol 353 recto en verso). Daar treffen we
ook het eerdere testament van vader Gerrit aan, waarin hij zijn huis met inboedel aan de
Donkerstraat aan Johan vermaakt met goedvinden van Cecilia, getrouwd met Geert ten Water
en Luyte (Lucia) en zijn zoon Gerrit van Spulde (ORAH, rec. 133, fol. 343 verso en 344
recto, gedateerd 22 september 1537).
-
eind33
- Deze interpretatie is gebaseerd op een bepaalde betekenis van het woord
bode. Voor de veronderstelling dat het woord verband houdt met het reizen naar Harderwijk,
met een bode(?), is geen steun in de woordenboeken te vinden.
|