bare leven, maar ook het onzichtbare, niet enkel het heden, maar ook het verleden, maar ook, niet gehouden aan Tijd en Ruimte, de toekomst, en in een niet met woorden te zeggen geluk jubelt zij het uit niet enkel Gods beeld te bevatten, maar God zelf te zijn.
Naarmate de schrijver zijn wensch langer en ernstiger aanzag, werd hij doordrongen van de onmogelijkheid der verwerkelijking. Hij las steeds meer en erkende steeds meer te moeten lezen; hij zag steeds meer en erkende steeds meer te moeten zien; hij dacht steeds meer, en steeds, wanneer hij een deur geopend had, op wier drempel hij meende het Oneindige te kunnen ontwaren, was daar een deur nòg te openen....
En tòch niet draagt het menschelijk pogen den naam van Machteloosheid.
Niet teleurgesteld, hoopte hij althans te kunnen doen wat de vallende regendrop doet: het beeld te weerkaatsen, dat zijn ziel opvangt. Maar harder dan graniet is het Woord, wanneer men er het fijnste mee