| |
| |
| |
Hoofdstuk IX.
Sightseeing.
Het Japansch-Chineesche conflict is thans toegespitst tot Sjanghai, grootste havenstad van China. Men kent Sjanghai (zie hoofdstuk I en hoofdstuk V van dit werk).
Hier volgt thans het
‘programma van de verwikkelingen’,
voor de eerste week, in den tegenwoordigen tijd gesteld, voorzien van commentaar, berustend op gegevens, welke aan de werkelijkheid zijn ontleend.
Het vuurwerkprogramma wordt ingeleid met het opstellen van de staketsels in den vorm van palen, waaraan anti-Japansche schotschriften zijn bevestigd, en met het vervoer van de requisieten (vuurwapens e.d.). Er doet zich daarbij het reeds eerder vermelde incident voor:
Vijf Japansche monniken, die argeloos in Hongkjoe, het tusschen Tsjapei en de rivier de Wangpoe gelegen Japansche deel van Sjanghai, wandelen, worden aangevallen door Chineesche agitators. Deze agitators wantrouwen alle monnikspijen. Alleen die van het Jezuïetenklooster van Sikkawei vinden bij hen genade. Monnikspijen in Hongkjoe en Tsjapei willen wel eens slechts dekmantels zijn. Het is een oud kunstje van Chineesche straatbandieten, zich als Boeddhistische monniken te verkleeden. De Chineesche agitators hebben hoogstwaarschijnlijk gedacht:
- Kijk, die vijf kerels uit Nagasaki daar willen het doen voorkomen, dat zij tot de onzen behooren. Wij zullen daar een stokje
| |
| |
voor steken. Het zijn ongetwijfeld bandieten, als wij. En als wij geen bandieten zijn, dan zijn wij het toch in hun oogen. Daarom zullen zij niet anders van ons verwachten dan dat wij hen doodslaan. Bij de sectie zal dan wel blijken, dat ons vermoeden juist was. Het Japansche Josjiwaravolk is gek op monnikspijen, want zooals hun geisja's preservatifs in de mouwen van haar kimono's stoppen, zoo verbergen zij pistolen en munitie in hun pijen. Zij zijn een leergierig volk, die Japanners. Zij brengen het heusch nog ver in de wereld. Behalve dan deze vijf, want die zijn er geweest. Jongens, drie voor, drie achter en drie van opzij. Het sein is ‘China voor de Chineezen’.
Eén
Twee
Drie
....
Bij de sectie blijkt, dat het geen bandieten waren, maar toch echte Boeddhistische monniken. Jammer, zoo'n incident. Het verscherpt het Japansche politietoezicht in Hongkjoe nog meer. En tengevolge daarvan verscherpt zich de anti-Japansche propaganda van de Chineezen.
Om kort te gaan: Sjanghai verkeert, als het vuurwerk begint, in de rechte stemming.
Nu dus het eigenlijke programma:
| |
Zaterdag 23 Januari 1932.
Inleiding tot het groot Japansch-Chineesche vuurwerk. Donderslagen. In de nabijheid van Nanking zullen kwaadwilligen een benzinetank met een inhoud van niet minder dan 15000 L. tot ontploffing brengen.
(Is geschied. De oogst was 30 menschenlevens. Meer zielen stelde het nood- | |
| |
lot op dat oogenblik niet ter beschikking. Overigens moet ook dit voorval niet te tragisch worden genomen).
| |
Zondag 24 Januari 1932.
Groot pyrotechnisch magnesiumbommen-front, waardoor heel Sjanghai zal worden opgeschokt. Een groote lichter, zwaar beladen met ontplofbare stoffen, zal op de rivier in de lucht vliegen, vlak voor het arsenaal, dat mee explodeeren moet. Gerekend is op gedeeltelijke verwoesting van de stad en op een doodental van 10.000.
(Gedeeltelijk geslaagd. Arsenaal ontplofte niet. Alleen de bemanning van den lichter kwam om. Slechts 23 dooden vielen er te betreuren. In de wiskundekamers der verzekeringsmaatschappijen wordt de verwachte sterfte aanzienlijk nauwkeuriger becijferd. Overigens: ook dit voorval... u weet het... vooral niet te ernstig nemen. Lieve hemel, als men in Sjanghai zich kopzorg maakt over dingen als deze... hoe zou men zich dan moeten gedragen, als het eens werkelijk ernstig werd. Wat de kranten schrijven... och, kranten zijn zoo licht ontvlambaar. Ze kunnen zoo slecht tegen vuurwerk).
Vervolgens (zelfde dag):
Bom (met tijdontsteking) plaatsen in bioscoop. Verwachting: 1000 dooden.
(Niet doorgegaan. Het object was nat en ontplofte niet. De bioscoop werd ontruimd, zonder dat zich daarbij een paniek voor deed).
Daarna zal een Chineesche schildwacht, alles wat Japansch is hatend, op een auto schieten, met het doel, alle Japanners erin te dooden.
(Gedeeltelijk geslaagd. Eén doode: voltreffer in het voorhoofd. - Maar de auto was bemand met Europeanen en het slachtoffer was de Oostenrijksche bedrijfsleider Paul Förges van de American Express Cy. te Sjanghai).
Aanteekening:
Nieuwe Rotterdamsche Courant, Woensdag 24 Februari.
Men schrijft ons... (het heeft zijn nut, dit te lezen):
| |
| |
‘...Voor hen, die reeds jaren in China wonen, is het telkens een wederkeerende grief, hoe spoedig hun vrienden en verwanten in Europa zich ongerust maken over hun veiligheid. Dit verschijnsel kan zelfs burleske proporties aannemen wanneer bekende figuren in China, zooals meermalen is gebeurd, in Westersche bladen hun eigen necrologie te lezen krijgen! Gewoonlijk is de toestand zoo, dat zij, die in China angstige brieven en navragen, ja zelfs telegrammen omtrent hun veiligheid uit Europa ontvangen, op dat moment bezig zijn om ongestoord hun gewone leven te leiden met alle geneugten van dien, zooals diners, bals, recepties, bridge-parties, uitstapjes, sport, picnics, zomerverblijf aan zee of in de bergen, enz. enz. en dat alles in een mate als bij ons slechts in de veel uitgaande kringen bekend is.’
| |
Maandag 25 Januari 1932.
Vervolg van het programma met een koudvuur cascade bij de opening van de 66ste zitting van den Volkenbondsraad. Ontslag-aanvraag van Sir Eric Drummond, secretaris-generaal.
Veertien jaar heeft hij zich moeten krommen onder het juk der verantwoordelijkheid; veertien jaar heeft hij moeten zuchten om het poovere resultaat, psychisch en physiek vermoeid. Een lange, uiterst inspannende ontwapeningsconferentie voor de deur... met hopelooze aspecten...: wat kan de Volkenbond economisch tot stand brengen, zoolang het Young-gebouw onbewoonbaar verklaard blijft en er niets voor in de plaats komt, alles geremd wordt, alles klem loopt op moratorium-blokken, alles in de spaken kraakt nu Rijkskanselier Brüning het maar ronduit heeft gezegd: ‘nu niet en nóóit meer geld; uit; Duitschland kan niet meer’...? Waarheen nu? Japan scheept in Sasebo de ééne divisie na de andere in. Veldgeschut wordt aan boord van de kruisers gedragen. Mitrailleurnesten liggen in Tsjapei verspreid. Het concessieleger van Sjanghai wet de bajonetten. - Men kan nooit weten. Men kan nooit weten? Men weet alles!
| |
| |
Men weet dat het een hopelooze boel wordt. Washington zendt voorloopig een tweeden torpedojager naar Sjanghai om vast lont te ruiken. Washington is boos op Frankrijk ook, waarvan beweerd wordt, dat het op de komende ontwapeningsconferentie vermindering van de bewapening ter zee wil voorstellen. Eigenbelang. Zelf heeft het landlegers noodig. Wil bij voorbaat de aandacht naar de zeemachten toe trekken en zelf in vrijheid zich tegen Duitschland dresseeren... Met een beetje pro-Japansche politiek zal het de vloten buiten Pearl Harbour, Manilla, Singapore en Sasebo lokken... De wereld zal ‘hemelsche goedheid, wat een vloten!’ roepen en het zal gelijk krijgen op de ontwapeningsconferentie: ‘zeker, zeker, die bewapening ter zee moet verminderd worden, want zij beteekent een voortdurende bedreiging voor den wereldvrede...’ Hoe dan ook: Washington zal in Sjanghai toonen, hoe een groot land zijn eigen belangen respecteert. 3000 Amerikanen telt de internationale concessie? 30 oorlogsschepen om ze te beschermen! Twee torpedojagers voorloopig op zicht. Dan eerst een protestnota voor Japan, die klinkt als een alarmklok. Pro forma Engeland verzoeken, of het mee wil teekenen. Niet? Ook goed. ‘U.S.’ is a class in itself. Redt zich alleen. En boycot over den Japanschen handel! Terwijl de Volkenbond maar moet zien, hoe hij zijn onvermogen zal verbloemen.
Die goeie Sir Eric Drummond had een droom. Een Volkenbondsdroom. Droomen hebben altijd zooiets onwerkelijks. Hij droomde van een Volkenbondspaleis. Kerk der naties, met gesalarieerde priesters en een eeredienst voor den vrede, met vroegmissen en biechtstoelen. Maar Japan werpt troepen op Sjanghai en China strooit hun mitrailleurnesten voor de voeten. Oorlogsstemming is er in de lucht. En het materiëele deel van
| |
| |
dien droom, het steenen paleis, het Parthenon voor de conferenties, het middenvak van de gedroomde gebouwentriptiek, is niet over de tafel van de financiëele contrôle-commissie heen kunnen komen. Hambro, die bezuinigingsduivel, die Noorsche spijker, heeft Hongarije mee gekregen, en Engeland. Dear Old England heeft Sir Eric Drummond in zijn droom geschokt, een kies getrokken, zonder de mildheid van een verdoovings-injectie, gewoon, nuchter, met een handgebaar en een schouderophalen. De bouwcommissie weent. Sir Eric Drummond buigt. Zou willen breken. Dient zijn ontslag in. Koud vuur. Een oogenblik staat de Volkenbond in de ontkleeding van een kil magnesiumlichtbad. Naakt, kaal. De staketsels van het vuurwerk, dat eigenlijk nog komen moet, staan mistroostig, hoekig in den avond, waarin het kunstlicht een vacuool baart. Een dak vol antennemasten, die afbetalingsamusement uit den aether visschen, zoo staan er de staketsels. Of als een verzameling galgen in een oproerigen tijd. Golgotha bijvoorbeeld.
Sir Eric Drummond heeft nog slechts één wensch, één innig verlangen: nu heen te mogen gaan, alvorens het scherm opgaat voor de ontwapeningscomedie, vóór hij gedwongen zal zijn, de vredesengelen in colbertcostuum buiten de conferentiezittingen te hooren fluisteren over oorlogsleveranties, oplevingen in de wapenindustrie, hausses in nijverheidsfondsen en credietverleeningen voor wapenexport en frontvergrooting: die wonderdrankjes tegen de malaise.
Sir Eric heeft, eerlijk gezegd, meer van de wereld verwacht dan zij bleek te kunnen geven. Soms had het er den schijn van, dat er iets als een internationaal opleven van het onderling vertrouwen viel te bespeuren. Maar bij nader inzien gingen dergelijke manifestaties meestal gepaard met het sluiten van militaire ver- | |
| |
dragen. En een toenadering tusschen pal-Oost en pal-West, had Sir Eric wel begrepen, zou wel eeuwig tot de onmogelijkheden blijven behooren. De Nanking-regeering als centrale Chineesche macht te erkennen brengt dan echter ook zijn moeilijkheden mee. Het is lastig, van een boer te verlangen, dat hij zijn koeien melkt, als diezelfde boer juist aan handen en voeten gebonden ligt toe te kijken, hoe een stel gemaskerde roovers hem zijn duiten steelt en de bijl scherpt voor den klassieken plattelandsmoord. Bovendien is het maar een boer, die jarenlang alle belastingen heeft ontdoken en soms schandalig-hardhandig met zijn beesten omsprong, zoo een eigenzinnige boer, die met mest smeet naar de auto's, welke door zijn dorp raasden en die een keer met steenen een clubje kampeerders van zijn land joeg, met een riek door de tentzeilen ragde, tot de stalen punten van het instrument dwars door de bodems van de aluminium-pannetjes en de primus-kooktoestelletjes heen staken...
En Japan: behalve een tikje Engelsche hartelijkheid geniet Japan in het Westen weinig waardeering. Een enthousiast volk, maar... het droomt teveel over expansie.
Sir Eric heeft dus, zooals gezegd, één innig verlangen: nu heen te mogen gaan, vóór het scherm opgaat voor de ontwapeningscomedie...
Het bedroeft hem, dat, terwijl in Sjanghai zich een noodlot dreigt te voltrekken, de Volkenbondsraad bij de 66ste bijeenkomst zijn besprekingen moet beginnen met zetbaasjes van de ministers van buitenlandsche zaken der groote Europeesche mogendheden: Engeland, Frankrijk, Duitschland en Italië; agentjes, die het visite-kaartje van hun naties bij de openingsreceptie aan een bouquetje gemeenplaatsen hechten: ‘Engeland, p.f.’, ‘Frankrijk, p.f.’, ‘Duitschland, p.f.’, ‘Italië, p.f.’. Zet- | |
| |
baasjes, die op het bier van hun brouwerijen zijn aangewezen, dat zij schenken als likeur. Terwijl ginds weer een wond in de wereld wordt geslagen, alsof de wereld maar een boerenkop is, schenken zij hun glaasjes in, de zetbazen, ‘p.f.’, ‘p.f.’ ‘p.f’... proost kinderen.
Sir Eric voelt, dat het nu lang genoeg heeft geduurd, het secretaris-generaal-spelen op deze caféhouders-jaarbeurs, waarvan alleen de leden van den bond van Zwitsersche hotelhouders de profijten trekken.
Nu gaat hij liever heen.
Ontslag-aanvraag van Sir Eric Drummond bij de opening van de 66ste zitting van den Volkenbondsraad.
Koudvuurcascade bij spookachtige magnesiumverlichting.
Resultaat:
Sir Eric Drummond wijkt voor den aandrang van den voorzitter, Monsieur Paul Boncour, zetkastelein van Monsieur Laval en de andere zetsnaakjes. ‘Houdt de ontslag-aanvrage in beraad’, heet zulks in schrijfmachinetaal. Echter:
Het advies van de financieele contrôle-commissie, het conferentiegebouw nièt op te trekken, wordt terzijde gelegd. De Raad besluit, tot den bouw over te gaan. De steenen droom van Sir Eric zàl verrijzen. Hij zàl haar hebben, zijn triptiek, al kost het eenige millioenen.
- Heb je gehoord? Sir Eric blijft aan tot medio 1933.
- Hij is omgekocht voor een paar millioen. Hij krijgt zijn Volkenbondshuis.
- Niemand begeerde zijn baantje.
- Niemand kon zich permitteeren, de politiek te verlaten om hem te vervangen.
- Niemand was vrij.
- Een man van beteekenis kan zich niet opsluiten in een ivoren torentje, zooals Sir Eric.
- Wij hebben allemaal onze belangen.
- Iemand kan zich zoo maar niet losmaken.
- Ja, hij is ‘niemand’.
| |
| |
- Wij gelóóven wel in den Volkenbond, maar wij zijn gebonden.
- Laat ons Sir Eric geluk wenschen met zijn besluit.
- Ja, laat ons dat doen.
- P.f.
- P.f.
- P.f.
Had iemand soms verwacht, dat de heer Boncour...?
Maar wat denkt u: zijn politieke loopbaan begint pas. Vóór het eind van het jaar is hij, al is het maar voor kort, minister-president van Frankrijk! Want Herr Brüning heeft met z'n ‘hier sta ik, ik kan niet anders’ wel een slechte Parijsche pers gekregen, maar Frankrijk zèlf ‘staat en kan niet meer’, of wil niet meer, wringt zich uit het Amerikaansche keurslijf van oorlogsschuld-opvordering, beleeft weldra een regeeringscrisis en knipoogt reeds naar Genève, waar de heer Boncour sinds eenige dagen promeneert. Niet alleen de heer Brüning yo-yo't met zijn Young-verplichtingen, ook Frankrijk heeft zijn bekomst van de gevolgen van de razernij van 1914 en wenscht zich, schuldenvrij, te prepareeren op een nieuwe attaque.
Neen, voor een intelligent man als Monsieur Boncour staat te veel carrière op het spel. Hij aanvaardt voorloopig met graagte het martelaarschap van zetbaas te zijn.
De heer Boncour promeneert door Genève.
Hij vindt zijn weg wel.
Vervolg van het vuurwerk-programma:
| |
Dinsdag 26 Januari 1932.
Vuurpijl, uitspreidend een droom van schitterend briljantlicht, de gansche omgeving hullend in een sprookjesachtigen gloed. Op de basis van het woord ‘Sjanghai’ poogt Nora Schuurmans, geboren uit Charlotte Josephine den Braber, herboren in een Londensch hotelbed, de sprankjes van haar bewustzijn opnieuw te verzamelen. In haar verwarden geest flonkeren mooie woorden, die als vuurvlinders voor haar uit dansen en zich niet laten vangen. Zij heeft een vage herinnering aan een reis naar Sjanghai, die zij nooit maakte, maar die toch vreemd eindigde. Hoe was het ook weer?... Ach, eine Nacht in Monte Carlo, nur
| |
| |
eine Nacht... Archy, ze willen ons dooden. Het is zoo druk in Sjanghai. Waar loopen al die menschen heen!? Houd ze tegen, Archy, ze moeten niet heengaan. Het loopt goed af. Het schip draait z'n kanonnen weer recht. Hans Albers ‘is’ zoo niet, Archy, zeg den menschen dan toch, dat ze terug kunnen gaan.
- Stil kind, je bent ziek. Je moet kalm zijn. - Dokter, mag ik u even alleen spreken? - Wat denkt u, dokter?
- Overspannen. Rustig houden. Is mevrouw uit Sjanghai gekomen?
- Neen.
- ...Omdat ik ‘Sjanghai’ hoor. De rest kan ik niet verstaan. Zij schijnt zich toch op eenigerlei wijs de gebeurtenissen in Sjanghai aan te trekken.
- Niet meer dan een normaal mensch.
- Maar ze praat er voortdurend over. Interessant geval. Temeer omdat zij in haar pseudo-idiologische fantasie Chineesch spreekt.
- Pardon dokter, dat is Hollandsch.
- O, that's double-Dutch for me. Holland en China doen mij enkel aan kleederdrachten denken.
| |
Woensdag 27 Januari 1932.
Engelsche vredesteertonnen met Guy Fawkes-dans. Niet zoo stroef zijn, lieve vrienden. Japan is niet zoo kwaad als het er in Mantsjoerije uitziet! In Mantsjoerije, ja... daar zwerft geboefte en boeven moeten àfgestraft worden. Sjanghai heeft ook boeven. En om die boeven in bedwang te houden, heeft Dear Old England 2700 mannetjes onder de wapenen staan en Amerika 1200, allemaal binnen de lijntjes van de internationale concessie; en Frankrijk 1000, in zijn eigen concessie; terwijl Japan er nog geen soldaatjes had en wèl belangen. Laat Japan nu maar wat
| |
| |
mariniertjes op de kade plaatsen. Japan heeft op een vriendelijke nota van Albion geantwoord, dat het zelfs heeft afgezien van een gedeeltelijke blokkade van de Chineesche scheepvaart. Het wil de anti-Japansche wig-wams enkel leegflitten. Verdere maatregelen zijn absoluut onnoodig. Waartoe dient al dat misbaar! Laat Japan maar wat met soldaatjes spelen. Engeland en de anderen deden hetzelfde in 1927, ook in en om Sjanghai. Japan doet heelemaal zoo dreigerig niet, heel vreedzaam zelfs. Laat Washington gerust booze nota's sturen. Washington meent het trouwens niet zoo erg. Het is alles maar pro forma. Expanseert Japan in Chineesche richting, dan expanseert het niet op Amerikaansch gebied, Hawaï of de Philippijnen.
Maar aan den anderen kant... als het om de hegemonie over de Stille Zuidzee gaat... Enfin, daar is misschien een beetje Amerikaansch vlootlawaai goed voor. Er ligt nog een oud plan voor een vloot-manoeuvre in de kast. Men moet altijd oude manoeuvre-plannen bij de hand hebben. Een beetje vuurwerk op tijd... Einde van het programma voor de eerste week.
|
|