| |
| |
| |
Hoofdstuk I.
Confetti.
Van twee planeten staat wetenschappelijk vast, dat de atmosfeer er geschikt is voor de ontwikkeling van een menschenras.
Eén ervan is Mars. De tweede heet Gea. Maar als men over Gea spreekt, weet niemand, welke planeet men eigenlijk bedoelt. De sterrekundige benaming Gea is niet populair. Men gebruikt daarom liever een metonymia en spreekt van ‘de aarde’.
‘De aarde’... dat is ‘de Ongenoemde’.
Voor zoover de fantasie hier ter aarde toelaat stelt men zich het Mars-volk, in tegenstelling met den naam, nogal vredelievend voor. Het is trouwens een karakteristieke eigenschap van de aarde-bewoners, zich de zaken buiten hun bolvormig en van vele rivieren en zeeën doorsneden gebied, eenvoudig en ordelijk voor te stellen.
Moeten wij er ons intusschen niet over schamen, dat onze planeet geen bruikbaren naam heeft?
Onderling lachen wij elkaar wel eens uit om den hartstocht, waarmee wij alle dingen benoemen. Zoo hebben wij de muggen gezift in honderden soorten en gaven die een naam. (Er zijn zelfs zoölogen, die al deze namen in hun hoofd opgezameld hebben. Helaas, zulk een schat kan niet worden geërfd. Het is daarom practischer, geld te verzamelen.)
Maar onze planeet heeft geen bruikbaren naam.
Het komt meer bij ons voor, dat, terwijl wij kinderen de wereld in sturen met zes voornamen soms, wij voor iets belangrijks géén passenden naam hebben. Niet alleen in zaken (de naamlooze vennootschap is de minst gevaarlijke vorm, waarin wij,
| |
| |
terwille van de profijten, ons eigenbelang gieten), maar ook op ideëel gebied. Jongverloofden hebben b.v., als zij van elkaar willen weten, hoe zij over ‘het’ denken, de grootste moeite, zich begrijpelijk te maken. Eenvoudig doordat ‘het’ geen naam heeft, die door den beugel kan, zelfs in kringen, waar men de dingen bij den naam pleegt te noemen. Ook als de namen van twijfelachtigen oorsprong zijn, wordt met de grootste behoedzaamheid over ‘het’ gesproken en gecorrespondeerd, om te voorkomen, dat de één van de(n) ander zal denken: ‘hij (zij) wil wel wat, maar het is hem (haar) geen ernst’.
‘Het’ beteekent nu hier dat ééne. Maar ‘het’ kan evengoed iets anders zijn. Werkelijk, met al onze gezifte muggen en overbodige voornamen verkeeren we, als het er op aan komt, in verlegenheid.
Daar wentelt nu de klomp, die ‘Aarde’ heet, door den aether.
‘Zitten’ we verlegen!...
Pak het ding eens aan...
En zeg wat ge ziet.
- Zeeën.
- Alsmede?
- Land.
- En in de zeeën?
- Visschen.
- Hoe nu? Van hier af kan men zelfs de vliègende visschen niet zien, al is er nog zoo'n groot gat in de wolken. Zegt u dan maar liever, wat u op een afstand voor groens op het land ontwaart.
- Bosschen.
- Welaan. Die bosschen hebben thans onze aandacht.
Telkens als deze planeet, deze aardklomp, deze - u ziet den bol- | |
| |
ronden vorm, alleen aan de polen ietwat afgeplat - deze aardkloot een omwenteling heeft volbracht, zijn er weer groote perceelen bosch gerooid. Boomen worden n.l. omgezet in papier en papier is noodig voor de kranten. Het gedwarrel van de kranten vervroolijkt het wentelen van de planeet. Zij bestrooit zich feestelijk met deze confetti tijdens haar non-stop-vlucht door den aether; zij bestuift zichzelf, bevrucht zichzelf, zet zaad voor nieuwe boomen, doet nieuw papier groeien en pirouetteert voort temidden van een dwarreling van nieuws. In haar warme oksels, de steden, functionneeren de poriën: kleine kiosken, die het nieuws van den dag uitzweeten, op koortsachtige dagen heet en veel (b.v. na een drukken sport-Zondag), in koele perioden rustig, regelmatig. De kliertjes, die het nieuws afscheiden, staan in verbinding met de bloedvaten, welke uit de genitaliën physiologisch gist puren in den vorm van hormonen. Aan de hormonen zijn de journalisten, die in de genitaliën van moeder aarde werkzaam zijn, niet vreemd. Onbewust regelen zij de kwestie van de instandhouding van het geestelijk leven op dezen aardklomp, alsmede de verjonging ervan en de vernieuwing. Zij zijn naamlooze conservators van levende kiemcellen; zij brengen het zaad waar het bevruchten kan; zij bevorderen het leven, dragen, met geheimzinnig vertrouwen op hooger orde gelaten den smaad van verwekkers van periodieke ongesteldheden te zijn; brengen uit de cellen, die van de openbaarheid afgesloten zijn, den schat van den levensdorst omhoog; delven het ruwe geluk op uit de groeve, waarvan de naam op schuttingen wordt ontheiligd; omstuwen het phoetus van een nieuwe gedachte met haastige liefde; maken baden en windsels klaar als de geboorte nabij is; treden op als accoucheur zoodra moeder aarde's bevalling inzet; stethoscopiseeren haar hart; spreken moed in, vuren
| |
| |
haar aan en stichten de papieren dwarreling van vreugde met verjongden geestdrift: er is alweer geboren..., er is alweer ‘te doen’.
Moeder aarde transpireert. De wereld wenscht zichzelf geluk, als het kind mooi is en schoone beloften op het blanke voorhoofd draagt. Soms weet de wereld den vader te vinden, dien te eeren en te huldigen... De journalisten kent men niet. Zij gaan naar huis en ontvangen ééns per maand hun salaris, dat gemiddeld toereikend is om, behalve een vrouw, twee kinderen, alsmede twee colbertcostuums op een bescheiden stand te houden. - Maar hun lakeien zijn de boomen. Zuchtend, als knechten op de knieën, vallen zij, en doen hun dienst. De Finsche vlotters jagen de weerbarstig botsende stammen door de stroomen; 300.000 vaâm voor West-Europa; het hout ‘vliegt’ weg; de papierfabrieken laden schepen met rollen af; persen ronken op fundamenten van beton; en geen dag verstrijkt zonder dwarreling van nieuws. Vóór iederen zonsondergang kan de kiem van een nieuwe wereld tot bevruchting zijn geraakt.
Is dit voor een journalist niet reden genoeg om zich, als men zijn salaris halveert, desnoods nog te handhaven op één kind en één colbertcostuum en een met een ander gedeelde vrouw?
Overigens zet de voorzienigheid haar werktuigen wel in 't vet, opdat ze niet roestig worden en vergaan. Een werktuig, dat breekt, gooit zij weg. Het moet maar weer zien, mineraal te worden. Dan kan het, na opnieuw gedolven, gezuiverd en gesmeed te zijn, weer strekken tot sieraad van de gereedschapskist. Zoo handelt de voorzienigheid trouwens met alle gereedschappen; en zij heeft er wat!
Het komt echter voor, dat zij oogenschijnlijk zeer edele gereedschappen vroegtijdig terzijde legt. Eigenaardige geste, die nie- | |
| |
mand begrijpt. En een oogenblik later laat zij met schijnbare moedwilligheid tal van gereedschappen, waaronder nijvere landbouwers, die van Kobe tot de Foedsjiama toe zijde, rijst en suiker in cultuur brengen, vergaan in een typhoon en dekt de gebroken werktuigen toe met afgerukte sakoera en momji; of zij duldt iets als het jaar 1914 met zijn groot zomer-onheil, mede ten koste van talloos veel uitstekende werktuigen, waaronder jonge krachten met goede vooruitzichten in de consumptiebedrijven, studenten met mild verdeelden aanleg: medische, juridische en philosophische candidaten; ook theologische studenten, die toch geacht worden, instrumenten te zijn, waarmee de voorzienigheid haar principiëel-eigen akkers wil bewerken..., kortom, werktuigen van zeer verscheiden nut, weggeworpen en aan de vernieling prijsgegeven, schijnbaar zonder eenig systeem. Het zou voor theologische studie een belangwekkend onderwerp zijn, deze achteloosheid Gods.
Men is nooit zeker van zichzelf: zóó is men gewonnen en zóó geronnen. Ook voor den journalist geldt dit. Hij neemt deel aan het wordingsproces der tijden en heeft op gepaste wijze te verdwijnen, als carcinoom hem teistert, of een ongeval hem levensgevaarlijk verminkt, of een ellendig huwelijksleven hem tot het uiterste noopt.
Met dat al is het een feestelijk iets, den aardbol zich met de confetti van hun hand te zien bestuiven; te luisteren, in gedachten, naar het zuchten van de dienende boomen, naar het gesmijt met de stammen langs de hellingen der heuvels, als waren die stammen handjes lucifers. Elke lucifer kan de vonk van een nieuw leven op de menschheid doen overslaan; één spaander Finsch hout kan in de rotatiepers de luttele runen overnemen, die de wereld in een nieuwen tooverban zullen slaan.
| |
| |
Maar wanneer?...
Het is nu Januari 1932. Een nieuwe tooverban zou voor Europa (zie: hier, aan deze zijde van de globe, deze betrekkelijk kleine uitlooper van het Aziatische continent) - een nieuwe tooverban zou voor dit Europa geen overbodige luxe zijn. De hopelooze onderneming van Augustus 1914 (u kunt dit toch volgen?) is nog niet geliquideerd; het plan-Young (algemeen bekend) dwingt de belangrijkste staten tot een immoreel verblijf bij het in staat van ontbinding verkeerend lijkje van een hydrocephalitisch oorlogskind, hetwelk moeder aarde in die beruchte Augustusmaand van 1914 baarde; er is een onherstelbare economische crisis, welker oplossing fatalistisch is opgedragen aan de voorzienigheid; banken springen en vermeerderen de werkeloosheid (alleen in de Vereenigde Staten raken deze maand driehonderdtweeënzestig banken insolvent); het pond sterling is gezwicht; de wanhoop ontketent politieke beeldenstormerij; zij, die waarlijk ernstig zijn, hebben op 30-jarigen leeftijd nog geen bestaan; die er op los leven, hebben, als zij 30 zijn, alweer genoeg van alles en slaan de hand aan zichzelf, of sleuren hun omgeving neer tot het peil van hun vernietigde beschaving; Spengler is één van de populaire wijsgeeren en hij predikt den ondergang van het avondland; Iwan Goll zingt hunkerend van de koelte van het doodszweet: het lied van stervend Europa; de schilderkunst is door de objectieve vormenwereld heen gezonken en zoekt naar een begraven Atlantis; de muziek breekt tot gruis in de botsing der toonaarden; de architectuur beleeft de laatste opleving in het vangen van ruimten en het blazen van glazen gevaarten; er zijn nog een paar nieuwe kunsten uitgevonden: filmkunst en fotomontage...; het zijn de scrupuleuze geneugten van een zieke menschheid, die, aan 't bed gekluisterd, in fantaseerenden
| |
| |
koortsroes teeder feest viert met schimmen tegen het plafond, of zich behaaglijk koestert in het bezit van fijngeplooide rooden en gouden capsules van 50 grams fleschjes. Ach, het leven heeft op het ziekbed dikwijls nog zooveel verrukkelijks. Daarom is het voor de meesten nog wel uit te houden in Europa.
Tenslotte zijn er nog de kranten, waar zóóveel in staat, dat ieder er iets naar zijn gading in kan vinden.
En hierbij zullen wij het voor dezen keer laten. Is er misschien iets nog niet duidelijk? Misschien dat van die schuttingen, waarop het één of ander ontheiligd werd? Aanstellerij. U herinnert zich speciaal dàt drommels goed. Hebt u een geografische inlichting noodig? Daarmee alleen wil ik u van dienst zijn.
- Zegt u dan maar, waar de schuttingen zijn, hoe ze loopen, waar ik ze vinden kan...
- U vergt ineens zóóveel... Ik kan u wel zeggen, met den aardbol vóór ons, waar ze zoo ongevéér liggen, maar op dezen wereldkloot zijn alleen de belangrijke zaken aangegeven. De schuttingen, waar u naar vraagt, zijn slechts erfscheidingen van ondergeschikt belang. Ze loopen tusschen tuinen van benedenhuizen en langs onbebouwde terreinen. Maar wacht: één zoo'n erfscheiding, weliswaar geen schutting, maar toch iets dergelijks, is op deze globe wel degelijk te zien. Kijkt u eens hier. De erfscheiding begint bij Sjanghaikwan en loopt dan Azië binnen, om China heen. Deze muur moest eertijds het Chineesche rijk tegen indringers beschermen. Maar bijzonder afdoende is hij niet geweest. Dat zult u hooren.
In de 17de eeuw, als de Ming-dynastie in verval is gekomen, dringen de Mantsjoes binnen en wel zóó grondig, dat zij de macht in handen krijgen en haar behouden tot 1911. Ten gunste van de door Soen Yat-sen gestichte republiek doet de Mantsjoe- | |
| |
dynastie het volgend jaar afstand. Dan gaat het met China, ondanks de pogingen van de nationale partij, de Kwomintang, dit te verhoeden, van een leien dakje naar beneden. Soen Yat-sen's rechter hand Yoean Sji-kai vischt in troebel water, laat zich eind 1915 tot keizer uitroepen, doet vier maanden later afstand en sterft.
Na den wereldoorlog loopt het geschonden China gevaar onder den voet te worden geloopen.
In het gedrang om de binnenlandsche macht moet Soen Yat-sen het leven redden op een Engelsch oorlogsschip.
Dan vischt Sowjet-Rusland in troebel water. De Kwomintang komt onder voogdij van Borodin. Soen Yat-sen wordt één van zijn werktuigen. De nationale regeering kiest Kanton als zetel. Sowjet-Rusland zal trachten, de wereldrevolutie via China te ontketenen. Maar één Chinees weigert, marionet te zijn in handen van Moskou. Hij is commandant van de militaire academie en heet Tsjang Kai-sjek. Tsjang Kai-sjek maakt van een oogenblik, dat Borodin naar Rusland is, gebruik, ontwapent de roode troepen en maakt verder schoon schip. Een korte verzoening met Borodin... Maar de roode troepen herstellen zich en onder de leuze ‘China voor de Chineezen’ nemen zij Sjanghai in, de internationaalste stad van de wereld, waar duizenden vreemdelingen, Amerikanen, Britten, Japanners, enz. in de muizenval der concessies gevangen raken. Honderdéénenzeventig vreemde oorlogsschepen werpen 30.000 man aan wal, maar Tsjang Kai-sjek, die nu van de roode invasie zijn bekomst heeft, richt een afdoend bloedbad onder de communisten aan, waarvoor de vreemde mogendheden, die in hem een beschermer zien van hun moeizaam-imperialistisch bevochten rechten op de voornaamste handelscentra van China, een belooning toekennen in den vorm van credieten.
| |
| |
Doch de roode machten, die, terwijl Tsjang Kai-sjek nu Nanking kiest als zetel van zijn nationale regeering, zich op Woehan hebben teruggetrokken, ontketenen opnieuw een revolutie. Tsjang Kai-sjek, dit alles zat, wendt den steven naar Japan, kan echter niet van zijn land, dat voorgoed dreigt onder te gaan, scheiden, huwt met de zuster van de inmiddels weduwe geworden mevr. Soen Yat-sen (dit is het raadselachtigste huwelijk van onzen vreemden tijd), sticht opnieuw in Nanking een nationale regeering, en stuit dan op Japan, dat zich juist mag verheugen in een minzame houding van Moskou. De Sowjet-invloed wordt opnieuw door Tsjang Kai-sjek onderdrukt en over den Japanschen handel vaardigt de Kwomintang een boycot uit.
Een Duitsche overste, Bauer, helpt Tsjang Kai-sjek aan een plan voor den wederopbouw van China. Wijlen Soen Yat-sen wordt door de nieuwe Kwomintang verheven tot nationalen verlosser en wordt min of meer heilig verklaard, terwijl de nieuwe Kwomintang in Nanking op haar beurt door de belanghebbende vreemde mogendheden wordt erkend... Maar de binnenlandsche chaos duurt voort. Bauer sterft. Het land wemelt van muitende generaals met particuliere legers. De Kwomintang blijkt bovendien corruptie te plegen. Het geld voor de instandhouding van het dijken- en stuwdammen-stelsel, dat China moet beschermen tegen de aanvallen van de gevaarlijkste van alle rivieren, den Jangtse, wordt verspild aan een mausoleum voor Soen Yat-sen. De Jangtse grijpt onmiddellijk in en zet 120.000 vierkante mijlen vruchtbaar land onder modder. Zestig millioen menschen zijn overgeleverd aan honger, pest, cholera, bandietisme... Begint men er eenmaal over te praten, dan kan men er niet meer over ophouden.
- En nu?
| |
| |
- ‘En nu’? Nu weet u, hoe die muur China heeft beschermd. Maar hoe de toestand op het oogenblik is, wat er thans staat te gebeuren, welke nieuwe onheilen China bedreigen... het is niet te doen u daar een inzicht in te geven. Er zit zooveel aan vast. Zóóveel...
Japan, dat begrijpt u, kan den boycot niet verdragen. China is voor Japan als afzetgebied van het hoogste belang. Maar niet alleen een ongestoorden afzet van goederen in China eischt Japan, ook ongestoorden afzet van emigranten, wil het niet ten gronde gaan aan overbevolking. Het heeft daarom zijn vlag dieper in Mantsjoerije geplant dan China lief is. In den nacht van 18 September 1931 dringen ongeregelde Chineesche troepen door in de contractueel aan Japan toebehoorende spoorwegzone en blazen een brug op, de Nonni-brug. Als gevolg daarvan krijgt men het bloedbad van Moekden. Vervolgens het bloedbad van Tsitsihar. Op 1 Januari 1932 wordt Tsjintsjau genomen, de laatste stad voor den grooten muur...
Wat wilt u meer weten?
De rest staat in de kranten.
Dames en heeren, ik dank u zeer voor uw welwillende aandacht.
De kranten...
De rest staat in de kranten.
Dat weet iedereen. Kranten bevatten zóóveel, dat alle menschen er iets naar hun gading in kunnen vinden.
Daar is b.v. een zekere René van Dyke. Op het stuk van krantenverslinden is hij onverzadigbaar. Met een oud Gilette-mesje, dat in een speciaal daarvoor vervaardigd houdertje past, snijdt hij wetenswaardigheden uit de bladen. Hij hoopt met al deze wetenswaardigheden zijn parate kennis te vergrooten. Er gaat
| |
| |
een massa tijd heen met het uitsnijden. René van Dyke moet immers ook vluchtig kennis nemen van den inhoud der uit te snijden berichten en artikelen. Hij is van plan, later één en ander goed te bestudeeren, als hij tijd heeft.
Terwijl hij den inhoud van het voor uitsnijden in aanmerking komende nieuws verkent, vraagt hij zich af, of hij niet net zoo goed een goedkooper soort mesjes kan nemen om zich te scheren.
Wacht, wat denkt u van dit?:
Sjanghai is een vrij moderne stad met eenige dozijnen groote zakengebouwen; er zijn een aantal zeer goede scholen en eenige druk bezochte Europeesche clubs.
Nemen natuurlijk.
René van Dyke's mesje kerft langs de kolomlijn.
Vast staat, dat er tegenwoordig heel wat minder echte Gilettemesjes worden verkocht dan vroeger. In vertrouwen kan worden meegedeeld, dat de Gilette Safety Razor Cy. straks met een trucje haar winstcijfer zal publiceeren om den achteruitgang der ontvangsten te camoufleeren. Er zal een winstcijfer bekend gemaakt worden van 4.020.000 dollar en ter vergelijking zal daarachter het winstcijfer van de Gilette Safety Razor Cy. over 1930 staan. Maar de Gilette Safety Razor Cy. heeft zich eind 1930 gefusioneerd met de Auto Strop Safety Razor Cy. en eene vergelijking is alleen dàn gerechtvaardigd, wanneer de winst over 1930 van de beide maatschappijen bij elkaar wordt geteld. Dan krijgt men voor 1930 een winst van 8.780.000 dollar, hetgeen dus een achteruitgang beteekent van meer dan 50%. In 1929 bedroeg de gezamenlijke winst zelfs 11.430.000 dollar. Of King Gilette een strop heeft aan de goedkoope merken! Nog wel terwijl de depressie het gebruik van eigen scheergerei bevordert en
| |
| |
zelfs de dames al mesjes noodig hebben, omdat de mode het fatsoeneeren van de wenkbrauwen voorschrijft.
Het jaarverslag van de Gilette Safety Razor Cy. leert dus, dat men in financiëele aangelegenheden op zijn hoede moet zijn. Geflatteerde jaarverslagen zijn aan de orde van 1932. Het is China niet alleen, dat in dit opzicht ziek is; de heele wereld is lijdend. Terwijl de cijfers gereed worden gemaakt voor het jaarverslag van Gilette, bevindt zich bijvoorbeeld de luciferskoning Ivar Kreuger in de Vereenigde Staten om de geheime afgronden in zijn geweldig concern te dichten. Mocht hij er niet in slagen, dan is zelfmoord de weg om zich aan smaad en hoon te onttrekken. Hij doet bovenmenschelijk veel moeite om credieten los te krijgen, maar het zal vergeefsche moeite zijn. Hij is een ongeschikt stuk gereedschap geworden in handen der voorzienigheid, gevaarlijk in het gebruik; een lasch-apparaat, dat den druk niet meer kan verdragen. Het zal springen.
Het is ook den heer Gilette niet vergund, het herstel van zijn onderneming te beleven. Van het jaar nog zal hij uit de gereedschapskist worden verwijderd. De Heer zij hem genadig.
Verscheidene andere groote industriëelen zijn eveneens reeds afgeschreven. Florence Ziegfeld van de bekende follies zal aan longontsteking sterven, dezen zomer nog. En de heer Bat'a van de Tsjechische schoenfabrieken zal, om een ander voorbeeld te noemen, een heel triesten dood hebben. Hij zal te pletter vallen met zijn vliegtuig.
Van den heer Ford is op dit oogenblik niets bekend.
Ter zake.
Het Gilette-mesje is reeds om het artikel over Sjanghai heen geweest. Sjanghai ligt nu in een open map met andere artikelen over steden, stedenbouw, stadsschoon, enz.
Sjanghai heeft in alle opzichten aanspraak op den titel van zesde havenstad der wereld. Het aantal inwoners bedraagt meer dan twee millioen...
René van Dyke leest voorovergebogen een nieuw artikel over deze stad. Het is interessant:
De voedselvoorziening laat er niets te wenschen over...
| |
| |
Het is boeiend:
...men kan er zich vermaken als in een Europeesche stad.
Het bandietenleven
tiert er welig. Verscheiden bandieten doen in niets onder voor hun collega's in New York of Chicago. Tal van gegoede Chineezen hebben voortdurend politiebewaking noodig, omdat anders hun leven gevaar loopt. De politiemannen verliezen hen, die zij te bewaken hebben, nooit uit het oog en vergezellen hen overal, vaak zelfs in avondkleedij.
NO HONING, NO STROPPING.
OUDE GILETTE-MESJES MOET MEN NIET LATEN ZWERVEN. OOK IS HET ONVOORZICHTIG, ZE IN DE W.C. TE WERPEN. IN GEVAL VAN EEN VERSTOPPING KUNNEN ZIJ HET WERKVOLK ERNSTIG LETSEL BEZORGEN. MEN WERPE DE OUDE MESJES OOK NOOIT IN SLOOTEN, SINGELS OF RIVIEREN. BIJ HET DOORHALEN VAN VISCHNETTEN KUNNEN ZIJ SCHADE BEROKKENEN. HET BESTE IS, ZE OP EEN VOCHTIGE PLAATS IN DEN TUIN TE BEGRAVEN. DAN STICHTEN ZIJ GEEN ONHEIL EN ROESTEN SPOEDIG WEG.
M'n kop eraf, denkt René van Dyke, als er niet iets gaande is in Sjanghai. Zulke plaatsbeschrijvingen en aardrijkskunde-lessen in een krant zijn altijd snorharen van muisjes met staartjes.
Het verwondert hem niets, dat hij toevallig een critiek op een boek van Marc Chadourne over China onder oogen krijgt. Dat is één van de toevalligheden, die met wiskundige zekerheid regel zijn.
‘Beginnend als een reportage van het langzamerhand overbekende litterair-zakelijke genre, weet dit boek (van Chadourne) tegen het einde toch nog een visioen van China te suggereeren, dat aandoet als een nachtmerrie...
| |
| |
‘...inzicht in de Chineesche politiek...
‘...recente historie..
‘...nieuwsgierigheid naar het curieuze...
Zes uur. 't Wordt tijd om Hugo Brehm uitgeleide te doen. Om zeven uur vertrekt de boot. René moet zich haasten. Phyl, Hugo Brehm's verloofde, zal er ook zijn. René wil de kans niet missen, haar vanavond te troosten. Er draait een mooie film van Siodmak: ‘Abschied’.
‘...nieuwsgierigheid naar het curieuze...
‘...het theater-element in deze vreemde wereld vooral, en dan een gevoel van onoverkomelijke verwijdering, van onmacht om door wat zich daar afspeelt ook maar een oogenblik menschelijk geraakt te kunnen worden...
René windt zijn polshorloge op. Nog één seconde:
‘...In het hoofdstuk ‘Les Catastrophes et le Monstre’ echter geeft Chadourne een beeld van China, ‘cette terre étrange, ce peuple lunatique’, waarvan de dramatische kracht ons eindelijk raakt. Hij beschrijft het ‘catastrophale’ karakter van China, den omvang van de rampen, die het treffen, de overstroomingen, afwisselend met de revoluties...
Het mesje snijdt.
Nog iets bijzonders?
‘Hitler in den Hohenzollern-burcht’.
Nonsens.
‘Hoe zal Europa weer zichzelf worden?...’
‘Drie polen, waarnaar Europa zich thans te richten heeft... Amerika... Rusland... fascisme... Spartelend Europa... verlies politieke macht... cultuur...’
Zal Phyl vanavond mee naar ‘Abschied’ willen?
‘Waarom dan nog Lausanne...?’
| |
| |
En een groc na afloop. Gezellig in een box ergens. Diepe kussens...
‘Zitting Volkenbondsraad. - Havas verneemt, dat Laval, de minister-president, voornemens is senator Paul Boncour te verzoeken, Frankrijk bij de aanstaande fitting van den Volkenbondsraad te vertegenwoordigen, daar hij zelf, in verband met zijn parlementaire verplichtingen, te Parijs moet blijven.’
Nu naar de boot.
René frommelt de kranten bij elkaar en stopt ze in den haard. Er was niets bijzonders meer bij.
Een blauwe vlam, die boven de rood-doorschemerde anthracietlaag spookt, valt op de prooi aan en baart gele tongen, die gretig in het papier grijpen. Een stuk krant vouwt zich uit in de zwelling van de hitte.
Ernstige relletjes in Sjanghai.
Reuter meldt ons d.d. heden uit Sjanghai, dat gisteren aldaar een bende Chineezen...
Een grelle vlam valt op den papierflodder aan en vreet woorden en brokken van zinnen weg. Een alinea van vijf Japansche monniken, die door een bende Chineezen in de wijk Tsjapei zijn gemolesteerd, vergaat in vlammen.
Het vuur is nu bij ‘vijf’.
Het vuur aarzelt niet het woord ‘Japansche’ te verscheuren.
Vervolgens verzengen de monniken...
Nog een oogenblik, dan gaat Tsjapei in vlammen op.
|
|