XXVII.
De bekragtiging van 't Bestand, door den Koning van Spanje, komt her waards.
De drie maanden, geschikt tot het haalen der bekragtiging van 't Bestand, door den Koning van Spanje, liepen nu naar 't einde: en zy waren al eenige weeken verloopen geweest, eer menze hier ontving: 't welk reeds eenig gemor onder 't volk verwekt hadt. Eindelyk, kwam de verwagte bekragtiging, in volkomen' orde, gedagtekend den zevenden van Hooimaand. De Koning bevestigde het Bestand; in alle deelen, zo ver het hem betrof, beloovende het van zynen kant te zullen houden: ‘alleenlyk, betuigde hy, te hoopen, dat de Staaten, geduurende het zelve, hunne Katholyke onderzaaten wel behandelen zoudenGa naar voetnoot(u).’ Dus kreeg, eindelyk, het werk van het twaalfjaarig Bestand zyn vol beslag. De Vereenigde Nederlanders zagen zig gebragt, tot eene rust, die de meesten nog niet gekend hadden, en tot welke veelen zig bezwaarlyk gewennen konden. Uitheemsche volken verwonderden zig, en 't scheen hun ongelooflyk, dat men den magtigsten Koning van Spanje hadt konnen afdringen eene erkentenis der vryheid van de Vereenigde Gewesten, en een groot deel des handel s op de Indien. Hiernaar werden de kragten van den vryen Staat en de wysheid van deszelss Regeeringe gewaardeerd. En sedert hebben veele Koningen, Vorsten en Staaten begonnen te staan naar het Bondgenootschap der Vereenigde GewestenGa naar voetnoot(v).