Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 221]
| |
de krygsbedryven te lande; laat ons nu zien, wat 'er, ter zee voorviel. In den aanvang des jaars, hadden de Vereenigde Staaten eene Vloot van vierentwintig schepen naar Spanje gezonden, onder den Luirenant-Admiraal, Willem Hautain, met last om zig te wreeken, over het neemen van eenige Koopvaardyschepen, door Don Louis de Fasciardo, die 't scheepsvolk over boord geworpen, opgehangen en verbrand hadt. Ten deezen einde, moest Hautain de Westindische Vloot zoeken te onderscheppen, en den Portugeeschen schepen, die naar Oostindie zeilreede lagen, het uitloopen beletten. De Oostindische Maatschappy hadt den Staat eene goede fomme verstrekt, tot bereiking van dit laatstgemelde einde, waardoor zy in slaat gesteld zou worden, om haaren handel veiliger en voordeeliger te dryven. Hautain, belet door wind enGa naar margenoot+ weder, hadt eene lange reis; doch nam, op dezelve, verscheiden' vyandlyke schepen. Ook hieldt hy de Portugeesche Vloot zo lang op, dat men, aan haar vertrek wanhoopende, de laading aan land bragt. Omtrent de Westindische schepen, slaagde hy zo wel niet. Een der zelven, aan een der zynen vastgeraakt, was, te gelyk met het zelve, verbrand. Drie vergingen, door onweder, en vier anderen waren te rug gekeerd naar de Havana, om betere gelegenheid tot uitloopen af te wagten. Midlerwyl, kreeg Hautain gebrek aan leevensmiddelen, wordende de voorraadschepen die hem van hier werden toegezonden, door | |
[pagina 222]
| |
tegenwinden, opgehouden, waarom hy, eerder dan men verwagt hadt, in't begin van den Zomer, weder t'huis gekomen isGa naar margenoot+ Doch tegen 't einde van denzelven, in HerfstmaandGa naar voetnoot(p), stak hy andermaal in zee, met vierentwintig schepen, van welken 'er, naderhand, zes, door storm, van de vloote zyn afgeraakt. Hy hadt wederom laft om op de t'huiskomende West- en Oostindische schepen te passen. Doch niet verre van Kaap S. Vincent, komt Fasciardo, met 3gt zwaare schepen, Gallioenen genaamd, voor wind, op hem afzetten, zo onverwagt, dat een derzelven, reeds met den Onder-Admiraal van Zeeland, Reinier Klaaszoon, in een scherp gevegt geraakt was, eer men win, dat men den vyand zo na voor zig hadt 't Gezigt van dit gevegt en van de geweldige groote Gallioenen bragt zo groot een' schrik onder de onzen, dat zy zig buiten schoots hielden, en, met het vallen van den nagt, te rug weeken. Maar Reinier Klaaszoon, man van weêrgaloozen moed, schoon van de zynen verlaaten, hieldt denGa naar margenoot+ vyand, twee geheele dagen, bezig. Hy hadt nu zyn meeste volk verlooren, zyne masten waren over boord geraakt, zyn schip, van alle kanten, lek geschooten, toen hy, geene hoop altoos hebbende op ontzet, een schrikkelyk stuk voorslaat, 't welk, dagt hy den Vaderlande, in dit uiterste, ten dienst strekken zou. En op zy- | |
[pagina 223]
| |
nen voorslag, wordt 'er, eenpaariglyk, toe beslooten. Hy en de zynen, God op de knieën om vergiffenis gebeden hebbende van 't gene zy bestonden, steeken den brand in hun eigen huskruid: waarop het schip, met zestig menschen, in de lugt vliegt. Twee van deezen werden, half verbrand, gevischt van de Spanjaards, verbaasd over de wreedheid en styfzinnigheid, die in 't gelaat en in de woorden van deeze zieltoogenden uitgebeeld was. De Staatsche schepen, hierentusschen, herwaards en derwaards zwervende op zee; hadden de Oostindische schepen gelegenheid, om te Lisbon, de Westindischen, om te S. Lucar binnen te loopen. Doch van de eersten waren 'er vier, door storm, ten deele gezonken, ten deele zwaar beschadigd. De Westindische Vloot hadt, daarentegen, eene voorspoedige reis gehad, en den Koning en byzonderen Persoonen eenen schat t'huis gebragt, die zo veel als de inkomsten van twee jaaren beliep. Maar de Vereenigde Staaten hadden, met deeze laatste uitrusting, verlooren' kosten gedaanGa naar voetnoot(q). In Indie, gingen, daarentegen, de zaaken der Maatschappye voorspoediger. De tydingen, die men van daar kreeg, en van welken wy, te vooren, reeds verslag gedaan hebben, beurden de gemoeden, verflaauwd door den ongelukkigen uitslag der jongste togten, niet weinig op. Maatelief hadt, | |
[pagina 224]
| |
deezen Zomer, ook eenige voordeelen in Malakka behaaldGa naar voetnoot(r): van welken en van zyne verdere verrigtingen wy, hierna, gewaagen zullen. |
|