Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXII.
| |
[pagina 173]
| |
hadt. Dat men, de Vereenigde Gewesten verlegen laatende, te dugten hadt, dat zy, of door Spanje overheerd worden zouden, of zig werpen, in de armen van Frankryk; 't welk, een van beide gebeurende, verderflyk zyn zou voor Groot-Britanje; welk van Spanje in Godsdienst verschilde, en de Franschen van ouds tot zyne vyanden plagt te hebben; zynde het bekend, dat hy meester van Engeland was, die zig meester van de zee wist te maaken: waartoe het overheeren der Vereenigde Gewesten, of aan Spanje, of aan Frankryk, schoone gelegenheid geeven zou.’ Doch deeze redenen hegtten niet op 't gemoed des Konings. Hy begreep, dat hy, pas tot de kroon gekomen, rust behoefde, en zynen onderzaaten gelegenheid geeven moest, om hunnen Koophandel uit te breiden. Oak kon hy zig, zyns oordeels, verdraagen met Spanje en de Aartshertogen, zonder de Vereenigde Gewesten te benadeelen, mids hy zig onzydig hieldt, en hen zig zelven redden liet; waartoe zy, door den bystand zyner voorzaate, op de been geholpen zynde, nu genoeg in staat warenGa naar voetnoot(c). Immers, zulke redenen gaf Koning Jakob openlyk; doch wy zullen, hierna, gelegenheid hebben, om te toonen, dat 'er nog anderen waren, die hem deeden neigen tot vrede met Spanje. De gezanten van Filips en van de Aartshertogen bewerkten, eindelyk, een Verdrag, welk, | |
[pagina 174]
| |
op den agtentwintigsten van Oogstmaand, getekend werdt. De zeevaart werdt, by het zelve, vrygesteld, gelyk voor den oorlog. Van de vaart op de Indien, van welke Jakob niet uitgeslooten wilde zyn, en die Filips niet begeerde toe te staan, werdt geen woord gerept. Omtrent den Godsdienst, werdt, by eenige geheime punten, na 't sluiten van 't VerdragGa naar voetnoot(d), beraamd, dat de Engelschen in Spanje niet zouden aangesproken worden wegens misdaaden, buite Spanje begaan; dat men hen niet dwingen zou ter Kerke te gaan; doch 't Sakrament, op straat ontmoetende, zouden zy, daarvoor, met geboogen' knieën, eerbiedigheid bewyzen moeten, ten ware zy verkoozen, uit den weg te gaan. Zo eenige Schippers of Bootsgezellen, in Spanje, misdeeden tegen de Inquisitie, zouden hunne eigen' goederen, deswege, alleen worden aangetast. Doch by 't Verdrag, werdt slegts in 't algemeen beloofd ‘dat men de Engelschen, om geloofszaaken, in Spanje, niet moeijen zou, mids zy zig onthielden van ergernis te geeven.’ Verscheiden' andere punten behelsde dit Verdrag, met welken wy ons niet ophouden; doch 't gene, omtrent de Vereenigde Gewesten, beraamd werdt, verdient, wat naauwkeuriger, ontvouwd te worden. Ga naar margenoot+ In het derde punt van 't Verdrag, beloofde men ‘elkanders vyanden of wederspannelingen, van hoedanig eene soort ook, | |
[pagina 175]
| |
geenerlei hulp te zullen bewyzen, te gelyk afstand doende van alle de Verbonden,Ga naar margenoot+ ten nadeele van elkanderen, gemaakt. ‘Door dit punt, scheen het Verbond, in 't voorleeden jaar, met Frankryk geslootenGa naar voetnoote, vernietgd te worden: hoewel sommigen het tegendeel beweerd hebbenGa naar voetnootf. In het zesde, negende en twaalfde, verbondt Koning Jakob zig ‘niet te zullen gedoogen, dat zyne bezetting in Holland en Zeeland den Vereenigden Staaten eenigen bystand beweeze, of, met krygsbehoeften, ondersteunde. Ook zou hy verbieden, dat eenige Hollandsche of Zeeuwsche schepen, Persoonen of goederen, naar Spanje, of eenige Spaansche waaren, naar Holland of Zeeland, gevoerd werden, door zyne onderzaaten: die ook, op hunnen naam, voor Hollandsche of Zeeuwsche rekening, in Spanje, niet zouden mogen handelen.’ Ten opzigte van Vlissingen en Rammekens, Briele en andere Sterkten, in Holland en Zeeland, alwaar thans Engelsche bezetting lag, verklaarde Koning Jakob, in het vyfde punt ‘by de verdragen, met Koninginne Elizabet gemaakt, verbonden te zyn, om dezelven niemant dan den Vereenigden Staaten over te leveren. Nogtans beloofde hy, den Staaten behoorlyken tyd te zullen stellen, om zig, op billyke voorwaarden, met de | |
[pagina 176]
| |
Aartshertogen te bevredigen: of zo zy zulks weigerden, zou hy zig ontslaagen rekenen van alle verbindtenissen aan hun, en met de gemelde Plaatsen handelen, zo als hy zou vinden te behooren, en de Aartshertogen zelven redelyk zouden oordeelen.’ Eindelyk werdt, in het Slot van 't Verdrag, verklaard ‘dat de Aartshertogen altoos gaarne hooren zouden de voorslagen tot bevrediging, welken de Vereenigde Staaten hun, door bemiddelling des Konings van Engeland, zouden gelieven te doen.’ Voorts, werdt het Verdrag, op den negenentwintigsten van Oogstmaand, in EngelandGa naar voetnoot(g), op den vyftienden van Zomermaand des volgenden jaars in SpanjeGa naar voetnoot(h), en, omtrent den zelfden tyd, door de AartshertogenGa naar voetnoot(i), bekragtigd. Sommigen verhaalen, dat'er, ten opzigte der Vereenigde Staaten, in beraamd was, ‘dat de zaaken des Konings van Groot-Britanje aldaar, in den zelfden staat, blyven zouden, als zy, ten tyde zyner voorzaate, geweest waren, zonder dat hy verpligt zou zyn, zyne onderzaaten uit der Staaten dienst te rug te roepen, of hun te verbieden, op nieuws, dienst onder dezelven te neemen.’ 't Welk, in den eersten opslag, schynt te stryden, met het gene wy, uit het oorsprongkelyk verdrag, hebben aangehaald. Ook zyn 'er, | |
[pagina 177]
| |
die oordeelen, dat het Verdrag, zo ver het den Vereenigden Staaten raakt, by een heimelyk punt, dus veranderd isGa naar voetnoot(k). Doch alzo men van zulk een heimelyk punt nergens blyk vindt, oordeel ik liever, dat het Verdrag zelf, door hen, die 't, op de laatwyze, voordraagen, ten deele, in te algemeene woorden, vervat, en ten deele ook kwalyk begreepen is. 't Gedrag, welk Koning Jakob, in 't vervolg, gehouden heeft, schoon het niet stipt met het geslooten Verdrag overeenkwam, zal ons, vertrouw ik, in deeze gedagten bevestigen. |
|