Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVIII.
| |
[pagina 69]
| |
last moeilyk. Ook hadt het den gemeenen man gestooten, dat zy, die tweeduizend guldens voor hunnen tweehonderdsten penning betaalen wilden, van verdere opgave hunner middelen vry verklaard waren; oordeelende men, dat, hiermede, den ryken te veel gunst geschied, en de gemeene evenredigheid verbroken was: hoewel men, hiertegen, kon aanmerken, dat, tot herstelling deezer evenredigheid, zy, die onder de drieduizend guldens gegoed waren, vry bleeven van de schatting. Doch onaangezien deeze zwaarigheden, drong de nood de Staaten van Holland, tot het verdubbelen deezer belasting. Hunne bondgenootenGa naar margenoot+ volgden hun voorbeeld traaglyk: de Zeeuwen geheel niet zig verschoonende, met de schade, onlangs geleeden, en met de kosten, die hun gewesten in 't byzonder vorderde. Andere gewesten zogten ook omwegen, middelen van belasting voorslaande, die hen minst, hunne bondgenooten meest stonden te bezwaaren: of de gunst van 't gemeen meer dan 't belang van den Staat ter herte neemende. Ook schroomden sommigen niet, te zeggen, dat anderen de gemeene zaaken wel handhaaven zouden, al bekommerden zy 'er zig niet mede: waartegen die van Holland, somtyds, niet donkerlyk, te verstaan, gaven ‘dat zy, zo aderen de hand niet beter sloegen aan 't vervullen der gemeene behoeften, ligtelyk besluiten zouden, hunne afgelegen' bondgenooten te laaten dryven; op hunne eigene behoudenis alleen verdagt te | |
[pagina 70]
| |
zyn, en zig in 'tbezit der zee te handhaavenGa naar voetnoot(g).’: bedreigingen, die nogtans weinig indruk maakten op Landen, welken zig, als een' noodzaakelyken voormuur voor Holland, aanmerkten. Ga naar margenoot+ Behalve deeze oorzaaken van bekommering, was 'er nog eene, door Engeland uitgeleverd. Elizabet, dit jaar, uit vrees voor de Spaansche Vloote, sterk op 't betaalen haarer agterstallen gedrongenGa naar voetnoot(h), en eenig Krygsvolk, uit de Nederlanden, opontbooden hebbende, welk nogtans niet vertrokken was, scheen, eindelyk, ernstig te neigen tot vrede met Spanje. De Graaf van Essex, die, tot hiertoe, meest voor den oorlog geyverd hadt, uit Ierland, werwaards hy, met een leger, gezonden was, tot beteugeling der wederspannigen, buiten last, te rug gekeerd zynde, was vervallen in de ongenade der Koninginne, en, op zyne t'huiskomst, vastgehouden. De party, die voor de vrede neigde, werdt toen de sterkste ten Hove, en de Koningin, die, deezen Zomer, door den Kardinaal Andreas, reeds meer dan eens, aangezogt was, om in onderhandeling te treedenGa naar voetnoot(i), deedt, eindelyk, toen zy geene reden meer hadt, om voor de Spaansche Vloote te vreezen, den Staaten, rondelyk, verklaaren ‘dat zy, tot bevordering van den Koophandel haarer | |
[pagina 71]
| |
onderzaaten, en om te beter te konnen waaken; tegen de inwendige beweegingen in haar Ryk, de vrede niet langer ontbeeren kon.’ Zy voegde 'er by ‘dat de Staaten, nogtans, den moed niet verliezen; maar, zo zy haare vriendschap zogten, de Oostenryksche beide en de Fransche heerschappy schuwende, hunne vryheid handhaaven, of hun Gemeenebest, onder een' inlandsch' Prins, Maurits meendeze, bestieren moestenGa naar voetnoot(k).’ Dit wankelen van het tweede Bondgenootschap der Vereenigde Gewesten bragt de Staaten in merkelyke verlegenheid, die, in 't volgende jaar, wanneer de onderhandelingen, te Boulogne, begonnen werden, niet weinig toenam. Doch eer wy den uitslag derzelven verrekenen, eischt de orde der gebeurtenissen, dat wy eenige andere dingen vooraf laaten gaan. |
|