Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVII
| |
[pagina 25]
| |
Graaf van Hohenlo begeerden, marde men zo lang met overleggen, dat de tegen party gelegenheid kreeg, om zig te versterkenGa naar voetnoot(r): waarmede de toeleg te niet liep. DeGa naar margenoot+ Stad Alfen, in 't voorleeden jaar, door Prinse Maurits, ingenomen, was, hier, onlangs, der Paltsgraavinne, wederom ingeruimd. Ook hadt men Meurs van bezetting ontledigd. Beide de Steden moesten, nogtans, onzydig blyvenGa naar voetnoot(s). Dus stondt het op de grenzen, toen deGa naar margenoot+ Admirant van Arragon, een Leger van twintigduizend knegten en tweeduizend paarden byeen gebragt hebbende, den Rynkant vervulde met den schrik voor zynen togt. Zyn toeleg was, over den Ryn te trekken, en voorts door de Betuwe, naar Holland. Doch om dit oogmerk te bereiken, moest hy zig verzekeren van den overtogt der Riviere: waartoe de verwarde toestand der zaaken in Kleefsland nu schoone gelegenheid gaf. Mendoza dan, onder wien Graaf Fredrik van den Berge, als Veldmaarschalk, geboodt, voert, in 't begin van Herfstmaand, zyn Leger, aan verscheiden' oorden, over de Maaze, en trekt, door de onzydige Landen van Gulik, Keulen en Kleeve, naar den Rynkant; zonder zig te kreunen aan de klagten van grooten en kleinen, over 't schenden van den bodem des Ryks. La Barlotte, vooruitgezonden,Ga naar margenoot+ dwong alle schippers, die hy aantrof, hun- | |
[pagina 26]
| |
ne Vaartuigen, tusschen Bon en Keulen, byeen te brengen. Hier voert hy zyn volk over den Ryn, verzekert zig van den overzydschen oever, en jaagt, met behulp van twee veldstukjes, de Staatsche Uitleggers den stroom af, tot aan RynberkGa naar voetnoot(t). Mendoza, met het gros des Legers, den linkerGa naar margenoot+ oever des Ryns langs trekkende, nam eerst Orsoi in, eene Kleefsche Plaats, die men hadt begonnen te versterken. Hy gaf terstond bevel, om de Vestingwerken te voltooijen. En om zig van den overtogt der Riviere te verzekeren, deedt hy het Dorp Walsum, aan de andere zyde des Ryns, tegen over Orsoi gelegen, ook sterk maakenGa naar voetnoot(u). Ga naar margenoot+ Midlerwyl, was ook het Leger der Vereenigde Staaten, omtrent Arnhem, byeen getrokken. Prins Maurits, zig, insgelyks, derwaards begeven hebbende, bezigtigde en bezorgde de voornaamste Steden langs den Yssel in persoon, de overigen, doorGa naar margenoot+ mindere Legerhoofden. Voorts stondt hy zyner moeije, der Graavinne van den Berge, op haar verzoek, toe, dat haar Graafschap, gelegen in 't Land van Zutfen, onzydig bleeve, mids het Steedje 's Heerenberg ontmanteld wierdt, gelyk geschieddeGa naar voetnoot(v). Daarna, zyn heir gemonsterd hebbende, en het te zwak bevindende, om den vyand in 't open veld tegen te staan; want het was | |
[pagina 27]
| |
niet veel boven de zesduizend knegten en vyftienhonderd paarden sterkGa naar voetnoot(w); besloot hy zig te legeren in de Geldersche waard, een klein Eilandje, ter regter zyde van de Betuwe, even beneden de verdeeling der Rivieren, gelegen. Van hier, maakte hy staat, de grenzen te zullen konnen beschermen, en, nu en dan, den vyand den toever te zullen konnen afsnyden. 't Vyandlyk Leger, midlerwyl, aangegroeidGa naar margenoot+ in volk, begon, naar gelang hiervan, gebrek aan geld en aan leevensmiddelen te krygen: waaruit strooperyen, op den naasten onzydigen bodem, gebooren werden, welken, wederstaan wordende, door de Kleefsche manschap, Haaneveêren genaamd, om dat zy meest uit Landluiden bestondt, niet zonder bloedstorting, afliepenGa naar voetnoot(x). Aan muitzugt en tweedragt onder de knegten hadt men geen gebrek, in zulk een bandeloos Leger. Zelfs waren de hoofden niet eens, over 't gene men verder behoorde ter hand te slaan, dryvende Don Louis de Velasko, dat men Maurits uit de Geldersche waard verjaagen, en daarna tot in Holland doordringen moest: den Graave van den Berge, daarentegen, dat men, ter regterhand af, naar den Eemsstroom trekken, en zig van Embden verzekeren moest: welken togt, een Zoon van Graave Edzard, die thans in 't Leger was, hem, zo men meent, smaakelyk gemaakt hadtGa naar voetnoot(y). | |
[pagina 28]
| |
Terwyl men hierover beraadslaat, beweegt Sibilla van Kleeve, Zuster van denGa naar margenoot+ krankzinnigen Hertog, de Stenden des Lands, om op de middelen bedagt te zyn, tot het wederstaan en verjaagen der Spanjaarden; die de Landzaaten, alomme, en vooral de Onroomschen deerlyk mishandelden. Simon, Graaf van der Lippe, Overste van den Westfaalschen Kreits, waaronder Kleeve behoorde, werdt overgehaald, om de penningen, geschikt tot den oorlog in Hongarye, t'huis te houden, en tegen Mendoza te gebruiken. De Bisschoppen, langs den Ryn gezeten, de Paltsgraaf, de Hertog van Brunswyk, de Landgraaf van Hessen, de Keizer zelf werden aangezogt om hulpe, niet zonder hun 't gevaar te vertoonen, welk gantsch Duitschland over 't hoofd hing, zo men der Spaanschen moedwilGa naar margenoot+ zynen gang liet gaan. Aan Prinse Maurits zondt men beleefde brieven, waarby men hem bedankte, dat hy den kryg, tot hiertoe, met zo weinig schade der nabuuren, als hem mogelyk geweest was, gevoerd hadt, hem te gelyk verzoekende, den Spanjaarden, uit al zyn vermogen, te willen tegenstaan: welke brieven hem en den Staaten te aangenaamer geweest zyn, om dat' er hoop uit geschept werdt, op een verbond met de Duitsche Vorsten, waarnaar zy lang begeerig geweest waren. Ook toonden zy, in het antwoord op deeze Brieven ‘hoe 't, na eene droevige ervaarenis van 't gene de Staaten, al voor verscheiden' jaaren, voorspeld hadden, eens tyd werdt, | |
[pagina 29]
| |
om met volken, hun in bloede bestaande, ook in gemeenschap van wapenen te treeden.’ Men zondt ook aan den Admirant, met klagten over den moedwil zyns Krygsvolks, dien hy, met de noodzaakelykheid des oorlogs, zogt te verschoonenGa naar voetnoot(z). |
|