Vaderlandsche historie. Deel 9
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijV.
| |
[pagina 20]
| |
Vereenigde Staaten zig de beslissing hadden aangemaatigd van eene zaak, welke in het Duitsche Ryk voorgevallen was, en egter ongenegen, om, tegen de belangen der Stad, te vonnissen, het Delfzylsche Verdrag wel vernietigd, doch byna dezelfde dingen, uit zynen naam, belast hadt. Hier zig dan in zyne verwagting bedroogen gevonden hebbende, onderstaat de Graaf de Stad, door inwendige beroerten, overhoop te werpen, om zig, daarna, van dezelve te verzekeren. Hy zendt zyne twee Zoonen, Joan en Christoffel, derwaards, die de beroerte aanstooken moesten. Ook zogt hy eenige wargeesten op uit het graauw, die de misnoegden over de belasting, welke van twee uit de negentien gilden geweigerd was, en een zeker slag van Lutherschen hadden gaande te maaken tegen de Regeeringe, samenrotting, onder hen, te verwekken, en hen de Poorten te doen openen voor 's Graaven Krygsvolk, dat, onder ander voorgeeven, byeen gebragt en herwaards geschikt was. Doch onder hen, die men aangezogt hadt, was 'er een, die 't stuk der Wethouderschap ontdekte. Terstond daarop, werdt zekere Kistemaaker gevat, die schriftelyken last hadt van den Graave, om al 't voorgemelde uit te voeren. Men beklaagde zig zeer, by 's Graaven Zoonen, over huns Vaders trouwloosheid. 't Bleef hier niet by. De Kistemaaker, scherpelyk ondervraagd, ontdekte verscheiden' medestanders, met naame Joan Groene, man van aanzien onder de zynen, | |
[pagina 21]
| |
en Zwager van zekeren Fonk, die over en weder ging, tusschen den Aartshertoge Albertus en den Graave, en, voor eenigen tyd, op vermoeden van slinkschen handel, in Holland agterhaald, en vastgezet was. By Groene werden gevonden Brieven van Fonk aan Graave Edzard, hem raadende, ‘het oog af te wenden van Duitschland, en aan te spannen met Spanje, door welks magt alleen, hy hersteld kon worden. Doch in erkentenis deezer weldaad, moest hy gedoogen, dat het Spaansche Leger zig, voor eenigen tyd, nedersloeg op zynen bodem, en dat men eene Vloot hieldt in den mond der Eems en des naasten zeeboezems.’ Zulke ontdekkingen en de voorgenomen' oproer kostten eenigen der voornaamste beleideren den hals, anderen werden gebannen, en in geldboeten beslaagen. De jonge Graaven waren, tegen 't verzoek van den Raad, den negenden van Bloeimaand, uit Embden geweeken. De Raad, midlerwyl bezeffende, in hoe groot een gevaar de Stad geweest ware, besloot wederom, een vendel te werven van driehonderd koppen: waartoe men, op geloove der Staaten van Holland en der algemeene Staaten, te Amsterdam en elders, geld opnamGa naar voetnoot(h). Graaf Willem Lodewyk,Ga naar margenoot+ Stadhouder van Friesland, hadt deeze knegten, voorbedagtelyk, afgedankt: waarnaze, terstond, door die van Embden, | |
[pagina 22]
| |
waren aangenomen. Ook hieldt hy hulpbenden gereed, om hun, des noods, verder te ondersteunen. Maar Graaf Edzard, als hadt hy geenen overlast gedaan, maar geleeden, riep elk te hulp, tegen de Stad. Eerst, daagde hy haar te Spiers, tegen den zestienden van Oogstmaand, klaagende, in de Daagbrieven, onder anderen, over het Staatsche Krygsvolk, welk, op zynen bodem, gestroopt hadtGa naar voetnoot(i). Voorts, zondt hy zyne Zoonen naar Poolen: alwaar vyf schepen werden uitgerust, die, bemand met Embder ballingen en ander volk, de Stad dreigden aan te tastenGa naar voetnoot(k). Ook schreef de Koning van Poolen eenen trotsen Brief aan de algemeene Staaten, waarby zy vermaand werden, geenen onderstand te doen, aan die van Embden, welken hy, ten zelfden tyde, den handel in zyn Land verbooden hadtGa naar voetnoot(l). Zulk een verbod was ook geschied, van wege den Hertoge van Holstein, wiens Dogter met Graave Edzards Zoon, Enno, gehuwd was. En de Graaf zogt het zelfde te wege te brengen, in Spanje en in DeenemarkeGa naar voetnoot(m). Ook arbeidden de Spanjaards, deezen winter, heimelyk, om eene geheele omkeering, in de Regeering en in den Godsdienst, te wege te brengen, binnen EmbdenGa naar voetnoot(n). Zy en de Graaf wisten zelfs geduurende den winter, eenen nieuwen | |
[pagina 23]
| |
aanhang te maaken, onder de Koopluiden, Reeders en Bootsgezellen, die men vleide met de vaart op Spanje, welke nu, in de Vereenigde Gewesten, verbooden wasGa naar voetnoot(o). De Graaf wierf volk, rustte scheepen uit, en vondt de kosten, uit geweldige schattingen, den Oostfrieschen Dorpen afgeperst, welken hy, daarenboven, tot eenen eed vergde, om hem, tegen die van Embden, by te staanGa naar voetnoot(p). In deezen verwarden toestand, bleeven de zaaken tot op de dood van Graave Edzard den II. die, den eersten van Lentemaand des volgenden jaars, voorviel. Hoe zy, daarna, eenigszins vereffend werden, staat ons, by eene andere gelegenheid, te melden. |
|