Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXX. Nieuwe handeling met de Koninginne van Engeland.Na 't afbreeken van den handel met Frankryk, in Grasmaand, waren de algemeene Staaten, eenen geruimen tyd, in overweeging geweest, op het hervatten van den handel met de Engelsche Koninginne. Weinige uuren, na dat de Gezanten, uit Frankryk te rug gekeerd, verslag hunner verrigtingen gedaan hadden, leverde de Heer de Gryze, die, van Brabants wege, in Engeland geweest was, den algemeenen Staaten eenen Brief over, waarby de Koningin hen beklaagde, dat zy zig van Fransche hulpe versteken zagen, te gelyk betuigende, hoe haare zorg voor hunnen welstand, door den tyd, niet af- maar toegenomen was. De Gezant Davidson hadt ook te verstaan gegeven, dat zyne Meesteres genegen scheen, tot bystand der Staaten. Men besloot dan, zig van deeze opening te bedienen, en de byzondere Staaten te doen vergaderen, om te overleggen, of men der Koninginne de Opperheerschappy zou aanbieden, of met haar over eene altoosduurende bescherming der Landen handelenGa naar voetnoot(k). De raadpleegingen hierover duurden, tot in den aanvang van Zomermaand. De Staaten van Holland hadden, al terstond, aan die van Zeeland geschreeven, om hunne gemagtigden, op dit gewigtig stuk, waarop ook alle de Edelen en de kleine Steden van Holland beschreeven waren, | |
[pagina 89]
| |
met volkomen last, herwaards te schikkenGa naar voetnoot(l). En de Edelen en meeste Steden beslooten,Ga naar margenoot+ op den agttienden van Grasmaand, der Koninginne de Opperheerschappy aan te bieden, of, zo zyze afwyzen mogt, haar om onderstand te verzoeken, onder behoorlyke verzekerdheid. Amsterdam, Gouda en Alkmaar maakten, in 't eerst, zwaarigheid, om zig te voegen by de overige ledenGa naar voetnoot(m). Amsterdam en Alkmaar lieten zig egter spoedig overhaalen. Doch Gouda kon alleen bewoogen worden, om in 't verzoek van onderstand te bewilligen, niet in de opdragt der OpperheerschappyeGa naar voetnoot(n). Wyders beloofden alle de Steden, behalve Gouda, welke Stad slegts Brieven van verzekerdheid wilde aangebooden hebbenGa naar voetnoot(o), dat zy Engelsche bezetting inneemen zouden, zo de Koningin eene of twee Hollandsche Steden, tot haare verzekering, vorderen mogtGa naar voetnoot(p). Men ontwierp twee volmagten, op den naam van Ridderschap, Edelen en groote en kleine Steden, vertoonende de Staaten, en zig sterk maakende, voor de andere kleine Steden, Heerlykheden en Vlekken van Holland en Westfriesland. In de eerste, waarin de naam van Gouda niet gespeld werdt, werden de gezanten, tot de aanbieding der Opperheerschappye; in de andere, tot het verzoeken van onderstand gemagtigdGa naar voetnoot(q). Doch in Zee | |
[pagina 90]
| |
land was men zo spoedig niet gereed. 't Liep aan tot den aanvang van Zomermaand, eer dit Gewest zig, met Holland en de andere Landen, vereenigdeGa naar voetnoot(r). Die van Holland vonden zig toen, om 't werk door te zetten, gedrongen, te verklaaren, dat zy, over geene zaaken van belastingen of Regeeringe, begeerden te raadpleegen, zo lang de Gezanten naar Engeland niet werden afgevaardigdGa naar voetnoot(s).Ga naar margenoot+ Kort hierna, vertrokken de Gezanten, te weeten Jakob de Gryze, van Brabant; Rutgert van Haarsolte, Burgemeester van Harderwyk, van Gelderland; Noël van Karon, Heer van Schoonewal, van Vlaanderen; Joan van der Does, Heer van Noordwyk, Joost van Menyn, Pensionaris van Dordrecht, Joan van Oldenbarneveld, Pensionaris van Rotterdam, en François Maalzon, Pensionaris van Enkhuizen, van Holland en Westfriesland; Jakob Valke, Raadsman van Staate, van Zeeland; Paulus Buis, voorheen Advokaat van Holland, van Utrecht; Jelger Feitsma, Raadsman van Staate, Hessel Aisma, President van den Hove, en Laas Jongema van FrieslandGa naar voetnoot(2). Zy staken, op den agttienden, in zee; doch moesten, wel twee maalen, door tegenwind, wederom inloopenGa naar voetnoot(t). Terwyl zy verwagt werden, kreeg | |
[pagina 91]
| |
men, in Engeland, tyding, dat Filips de Hollandsche en Zeeuwsche niet slegts; maar ook de Hoogduitsche, Oostersche en Engelsche schepen, in Spanje, hadt doen beslaanGa naar voetnoot(u), 't welk sommigen Engelschen aanleiding gaf, om de Koningin sterk te raaden, tot het aanvaarden der Heerschappye over de Nederlanden: waartegen anderen haar voorhielden, dat zy zig 't bedryf der Nederlanderen, die men niet hooger dan muitelingen te agten hadt, niet behoorde aan te trekken. 't Gevoelen der eersten, die dreeven, dat men openlyk met Spanje breeken moest, werdt ten minsten in zo verre gevolgd, dat de Koningin ook op alle Spaansche schepen beslag deedt leggenGa naar voetnoot(v). OpGa naar margenoot+ den zesden van Hooimaand, kwamen de Staatsche gezanten in Londen. De Koningin gaf hun den negenden gehoor. Menyn voerde het woord, boodt der Koninginne de Opperheerschappy der Nederlanden aan, en leverde, te gelyk, de punten over, waarop zy verzogt werdt, dezelve te ontvangen. Zy beriedt zig, maar weinige dagen, en wees toen de aanbieding der hooge Overheid van de hand. Vervolgens, zogt men, met haar, te overkomen, op eene altoosduurende bescherming der Landen. Doch hiernaar luisterdeGa naar margenoot+ zy even weinig. Men tradt dan, eindelyk, in onderhandeling, over bepaalden onderstand, geduurende den oorlog. De | |
[pagina 92]
| |
Staatschen verzogten tienduizend knegten en tweeduizend paarden, en daalden allengskens tot op de helft, het uiterste van hunnen last, biedende zy haarer Majesteit de Steden Briel en Vlissingen aan, tot een onderpand voor haar verschot. De Staaten van Holland en Zeeland hadden, eindelyk, moeten besluiten, tot het geeven deezer verzekering, die altoos de grootste zwaarigheid in den handel met Engeland gemaakt hadtGa naar voetnoot(w). Doch de Koningin begeerde niet meer dan vierduizend knegten en vierhonderd ruiters herwaards te zenden: welk aanbod de Gezanten, op 't believen hunner meesteren,Ga naar margenoot+ omhelsden. Te vooren, hadt zy reeds andere vierduizend knegten, voor den tyd van drie maanden, toegestaan, om 't ontzet van Antwerpen, dat toen nog niet over was, te vorderen: waartegen haar Sluis en Oostende, ten onderpand, aangebooden warenGa naar voetnoot(x). Ook waren, in 't begin van Oogstmaand, reeds een goed deel deezer knegten in Zeeland en vervolgens in Holland aangekomenGa naar voetnoot(y). Doch zy hadden 't overgaan van Antwerpen niet konnen beletten. Over den nieuwen onderstand, werdt, sedert, een verding gemaakt van den volgenden inhoud. Ga naar margenoot+ ‘De Koningin belooft, ten dienste der algemeene Staaten der Vereenigde Nederlanden, te zullen onderhouden vierduizend Knegten en vierhonderd Ruiters, zo lang de oorlog duurt, behalve nog zevenhon- | |
[pagina 93]
| |
derd man, te leggen in de plaatsen van onderpand: over welk Krygsvolk zy eenen Overste van naam en van den waaren Christelyken geloove zal aanstellen. Binnen 't jaar na 't treffen der vrede, zullen de Staaten der Koninginne voldoening geeven van haar verschot, in 't eerste jaar gedaan, het overige betaalende, binnen de vier volgende jaaren, in gelyke deelen. Binnen eene maand na 't voltrekken van dit Verdrag, zullen de Staaten den Overste, door de Koninginne te stellen, overleveren de Stad Vlissingen met het Slot Rammekens, in Walcheren, en de Stad Briel, met de twee sterkten, daarby behoorende, in Holland, om voor haar bewaard te worden, tot zy van haar verschot voldaan zy. Een deel des gemelden Krygsvolks zal, op verzoek der Staaten, ook in andere Steden gelegd mogen worden. De Plaatsen van onderpand moeten van geschut en andere Krygsbehoeften behoorlyk voorzien zyn, mids men daarvan aantekening houde, en verantwoording doe. De Staatsche bezetting alleen en geene andere Persoonen zullen, uit de gemelde Plaatsen, moeten vertrekken: en de Oversten der Koninginne binnen dezelven zullen zig niet moeijen met de Burgerlyke Regeering. Ook zullen zy en de knegten onder hen geene gemeenschap mogen houden met de vyanden der Staaten. Voorts zullen de gemelde Plaatsen, by de Vereeniging met de algemeene en byzondere Staaten, en by haare voorregten en ge- | |
[pagina 94]
| |
gewoonten, de verpanding niet raakende, bewaard worden, zonder, van wege haare Majesteit, met eenige beden of andere lasten, te mogen worden bezwaard. De bezettelingen zullen tollen en lasten draagen, gelyk de andere bezettelingen van den Staat; doch niet zonder verlof van den algemeenen Stadhouder haarer Majesteit, van nieuws, mogen bezwaard worden. De Koningin zal bezorgen, dat de bezettelingen in de verpandde Plaatsen wel betaald en in goede krygstugt gehouden worden. De gemelde Plaatsen zullen, na 't voldoen der verschooten' penningen, aan de Staaten, en aan niemant anders, behoorlyk wederom geleverd worden. De Oversten, aldaar gesteld, midsgaders de Hopluiden, Bevelhebbers en soldaaten, zullen der Koninginne en den algemeenen Staaten trouwe zweeren, en dat zy de Plaatsen behouden zullen, by den waaren Christelyken Godsdienst, zo als die in Engeland en hier geoefend wordt. Ook zullen de burgers en inwooners den eed van getrouwheid doen aan haare Majesteit. Het Engelsch Krygsvolk, te velde leggende, zal men, ten redelyken pryze, herbergen en spyzigen, en niet boven 't ander Krygsvolk van den Staat belasten. De soldy der bezetting in de verpandde Plaatsen zal, van maand tot maand, agt of tien dagen onbegreepen, aan de Bevelhebbers, betaald worden. De Oversten en bezettelingen zullen, in elke Stad, eene Kerk hebben, om den Gods- | |
[pagina 95]
| |
dienst, op de Engelsche wyze, vryelyk te oefenen. Voorts zal men hen, in huisvesting, onderhoud en verzorging, handelen, gelyk de Engelsche bezettelingen, hier te Lande, plagten gehandeld te worden. 't Zal haarer Majesteit vrystaan, boven haaren algemeenen Stadhouder, nog twee haarer Onderdaanen, luiden van rang en van den gemelden Godsdienst, te stellen in den Raad van Staate, tot welken ook toegang zullen hebben de Oversten der verpandde Plaatsen, om iets voor te draagen, de gemelde Plaatsen of den dienst haarer Majesteit betreffende; zonder egter hierom geagt te worden voor Leden van den gemelden Raad. In den Krygsraad, zal de Koningin, des noods, zodanige Persoonen mogen stellen, als haar algemeene Stadhouder raadzaam zal vinden. Ook zal deeze, met den Raad van Staate, de misbruiken herstellen, in 't stuk der Imposten, de overtollige Amptenaars afsnyden, en 's Lands penningen, ten meesten oorbaar, doen besteeden. Haare Majesteit of haar Stadhouder en de Raad van Staate zullen ook bevorderen, dat de krygstugt en de agtbaarheid der Regeeringe, beide thans zeer vervallen, door de gelykheid van magt der Regeerderen en de vermenging der Raaden, in den voorigen luister hersteld worden. De gemelde Overste en de Raad van Staate zullen voorzien op alles, wat de gemeene welvaart raakt, mids niets onderneemende tegen den waaren Godsdienst of de Privilegien. | |
[pagina 96]
| |
De Staaten zullen niet met den vyand handelen, zonder kennis haarer Majesteit, noch met eenige andere uitheemsche Mogendheid, zonder kennis van haar of haaren Stadhouder. Zy gelieve ook met Spanje of eenigen anderen vyand der Staaten niet te handelen, van zaaken, de vereenigde Landen betreffende, buiten raad en toestemming der algemeene Staaten, wettiglyk daartoe beschreeven. Al 't uitheemsch Krygsvolk, noodig tot bescherming der Landen, zal, door den gemelden Stadhouder en Raad van Staate, met bewilliging der algemeene Staaten, aangenomen en betaald worden. Tot Oversten der Landen of der Grenssteden zullen de Staaten van 't gewest, daarze noodig zyn, twee of drie Persoonen noemen: waaruit de gemelde Stadhouder en Raad van Staate eenen kiezen zullen. Zo haare Majesteit eenige schepen tusschen Frankryk en Engeland, of tusschen Engeland en de Nederlanden brengen wilde, tegen 's vyands Vloote aldaar, zullen 'er de Staaten een gelyk getal byvoegen, mids het bestek van den jaare 1584 niet te boven gaande: en zal, in zulk een geval, de gantsche Vloot staan onder den Engelschen Admiraal; doch de buit gelykelyk gedeeld worden. De wederzydsche Oorlogsschepen zullen elkanders havenen vryelyk inloopen, en zig aldaar van 't noodige voorzien mogen. De geschillen tusschen de Nederlanden of eenige Steden derzelven, niet door den gewoonen weg | |
[pagina 97]
| |
van Regte konnende worden afgedaan, zullen, door haare Majesteit, os door haaren Stadhouder en den Raad van Staate, binnen de Vereenigde Landschappen, beslist worden. De onderdaanen der Koninginne zullen de paarden, hier gekogt, onder betaaling der gewoone regten, vryelyk naar Engeland brengen; doch van daar nergens anders voeren mogen. Ook zullen zy, op enkel Paspoort van haaren Stadhouder, altoos wederom naar Engeland mogen keeren, mids het getal der beloofde Krygsluiden steeds vol gehouden worde, en de Staaten ongehouden blyven, tot de kosten der overvoeringe. De algemeene Overste, Bevelhebbers en soldaaten zullen den gewoonlyken eed aan de Staaten der Landen doen, onverkort hunnen pligt van hulde aan haare MajesteitGa naar voetnoot(z).’ De meeste gezanten keerden, met dit Verding,Ga naar margenoot+ herwaards, om het te laaten bekragtigen, door de algemeene Staaten: gelyk, op den tweeden van Wynmaand, geschieddeGa naar voetnoot(a). Doch Noordwyk, Valke, Buis en Aisma bleeven te Londen, en verwierven, na 't overgaan van Antwerpen, dat de Koningin den beloofden onderstand vermeerderde op vyfduizend knegten en duizend ruiters, boven de bezetting van den Briele en de twee naaste schansen in Holland, nu gesteld op vierhonderdenvyftig man, en boven die van Vlissingen en Rammekens in Zeeland, | |
[pagina 98]
| |
welke nu op zevenhonderd man gebragt werdt: waartegen men der Koninginne toestaan moest, in ieder der andere Landschappen, eene Stad of sterkte te mogen kiezen, omze met Engelsche knegten, uit de vyfduizend, te bezetten: aan al 't welke de algemeene Staaten, insgelyks, hun zegel hingenGa naar voetnoot(b). De Engelsche hulpbenden kwamen, midlerwyl, van tyd tot tyd, herwaards, en werden, by voorraad, gelegd in verscheiden' Steden. In Wynmaand, namenze bezit van de verpandde PlaatsenGa naar voetnoot(c). De Regeering van Briele en Vlissmgen en Graaf Maurits, als Markgraaf der laatstgemelde StedeGa naar voetnoot(3), ontvingen Brieven van schadeloosstelling van de Staaten van Holland en Zeeland en van de algemeene Staaten, wegens alles wat zy, ter oorzaake deezer verpanding, mogten te lyden hebbenGa naar voetnoot(d). 't Krygsbevel over den Briele werdt, door de Koninginne, aan Thomas Cecil, dat over Vlissingen aan Filips Sidnei opgedraagenGa naar voetnoot(e). |
|