Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVI. Graaf Willems aanslag op Groningen mislukt.Omtrent deezen tyd, smeedde Graaf Willem van Nassau; aangezet door Roelof Ketel van Groningen, eenen aanslag op deeze Stad, die kwalyk uitviel. Ketel, van eenigen geholpen, nam aan, eene poort te overweldigen, en den Graaf, door dezelve, ter Stad in te laaten. Ten bestemden tyde, was Graaf Willem, met vyftienhonderd man, in Drente gekomen. Van hier, moest hy, voorby de schans Noorich, naar Groningen trekken: en om dit te doen, zonder dat het in de Stad gemerkt werdt, stelde hy, des nagts, eene hinderlaage toe, welke hy beval, des morgens, ten negen of tien uuren, op te ryzen, en de koeijen weg te dryven: op dat men, in de Stad, na 't gerugt over het rooven der beesten, 't gerugt van zyne aankomst verneemende, denken zou, dat het nog 't zelfde werk was. Doch de laag werdt ontdekt, door een' boer, die 'er, op Nyenoord, kennis van gaf. Terstond trekt 'er Hopman Henrik van Delden op af; doch hy werdt bejegend door den grooten hoop, die hem noodzaakt, de wyk te neemen binnen Noorich. Graaf Willem omringt de vesting terstond met honderd man, zo dat 'er niemant uit kon, om de Groningers te waarschuwen. Doch een serjant, last krygende om eenige soldaaten, die onder de vesting liepen schermutselen, af te haalen, leidt, uit misververstand, al de manschap weg. Van deeze gelegenheid bedient zig Henrik van Delden, en rent spoorslags naar de Stad. Ketel ver- | |
[pagina 77]
| |
neemt hier, haast, dat men op zyne hoede is, en schikt twee soldaaten naar buiten, om Graave Willem hiervan te verwittigen; doch zy vallen den Spaanschen in handen, die hen, met den brief, welke ongetekend en hun niet door Ketel behandigd was, naar de Stad te rug zenden. De luiden, die de poort overweldigd zouden hebben, waren, midlerwyl, ter Stad uit gevlugt. Doch Ketel, hun uitgeleide gedaan hebbende, was wederom Stedewaards gekeerd, waanende, dat op hem geen bedenken vallen zou. De soldaaten, schoon zwaar gepynigd, wisten niemant te noemen, zynde hun ook van 't geheim des aanslags niets anders gemeld, dan dat het overweldigen der poorte dienen zou, om eenen Koopman te ligten, die daar buiten plagt te gaan wandelen. Evenwel liep Ketel by sommigen in 't oog. Den Burgemeester, Joachim Ubbena, die hem hierover aansprak, onder vier oogen, meende hy met praaten gepaaid te hebben; doch hy werdt, den volgenden nagt, van 't bedde geligt, voorts, door pynigen, tot bekentenis gebragt, onthalsd en gevierendeeld. De brief brengers raakten vry, met eene geesseling. 't Mislukken van deezen aanslag deedt Graave Willem besluiten, nooit meer te bouwen op verstand met luiden van binnen; maar zig van andere Krygslisten te dienen, om Steden te verrassenGa naar voetnoot(u). |
|